Op 19 september
is het De Dag van de Diëtist. Op deze dag wordt er een publiekscampagne
gelanceerd: Dieet dit – Dieet dat. De campagne zoomt in op het persoonlijke
aspect van het voedings- of dieetadvies dat je krijgt bij de diëtist.
Voor ons
diëtisten is het namelijk heel logisch dat de ene persoon met diabetes een heel
ander dieetadvies krijgt dan de volgende persoon met diabetes. Dat kan te maken
hebben met het verloop van de ziekte, het klachtenpatroon dat de cliënt
ervaart, met de achtergrond en cultuur van de cliënt, de eetgewoonten van de
cliënt, persoonlijke voorkeur en smaak, de gezinssamenstelling, het
activiteitenpatroon, wel of niet werkzaam zijn, de leeftijd van de cliënt, het
wel of niet goed kunnen omgaan met de ziekte. Voeding is heel persoonlijk.
De campagne
richt zich op 5 grote patiëntengroepen die wij diëtisten veel op onze
spreekuren zien: mensen met diabetes, mensen met hart- en vaatziekten, zwangere
vrouwen, mensen met maag- en darmklachten, mensen met kanker. Maar dat juist
deze groepen extra worden belicht, betekent niet dat mensen met andere klachten
of aandoeningen zich niet aangesproken zouden moeten voelen. Denk hierbij aan
bijvoorbeeld COPD (longemfyseem), de ziekte van Parkinson, ondervoeding, mensen
die herstellend zijn na een operatie, mensen met obesitas, mensen die
(tijdelijk) sondevoeding gebruiken, kwetsbare ouderen, mensen met een
voedselallergie, kinderen, noem maar op.
Het leuke van de
campagne is dat het benadrukt dat de diëtist voor iedereen is. Vragen als ‘kan
het eten van speltbrood helpen bij darmklachten? Mag ik soja eten nu ik zwanger
ben?’ geven weer dat je niet allen bij hele ernstige ziektes of ingewikkelde
vragen of een compleet dieet bij de diëtist terechtkan, maar juist dat je met
kleine simpele vragen heel goed bij ons kunt aankloppen.
Mijn cliënten
verwachten soms dat er op het spreekuur veel geboden en verboden langskomen,
maar het tegendeel is waar. Door cliënten kennis te laten opdoen over hun
klachten of aandoening, kunnen mensen namelijk zelf beter beslissen of ze iets
willen en kunnen eten én wat het effect ervan is op hun gezondheid of hun
chronische ziekte. Door te praten over goede alternatieven voor voeding die
klachten geeft of klachten zou kunnen verergeren, kunnen mensen gevarieerd en
lekker blijven eten, binnen hun gezin, op hun werk, bij het sporten, etc.
Ik ben dus niet
degene die zegt dit mag wel en dit mag niet, maar bespreek wel wat de gevolgen
kunnen zijn van het wel of niet kiezen voor een bepaald voedingsmiddel. De cliënt
beslist natuurlijk zelf. En zo zou het moeten zijn. Iedere volwassene moet zelf
kunnen bepalen wat en hoeveel hij eet en drinkt. Als de cliënt voldoende ziekte
inzicht heeft dan is het een bewuste en weloverwogen keuze, naar aanleiding van het advies van de diëtist. En uiteindelijk is
dat toch waar om het gaat. Want dieet dit, dieet dat.