In The
New York Times lees ik een al wat ouder artikel van een arts, Jessica Nutik
Zitter, die beschrijft hoe zij ondervindt dat mensen elkaar altijd willen
blijven voeden ook al zijn deze mensen in de laatste levensfase gekomen. Ze
heeft het met name over mensen met vergevorderde dementie die zelf niet meer
kunnen eten en drinken en waarbij als ze dat toch nog wel doen steeds
voedselresten in de longen belanden door verslikken. Met longontstekingen als
gevolg. Ze beschrijft in haar verhaal een dame die de derde longontsteking had
in vier maanden. En dat mensen aan deze longontstekingen vaak overlijden. Als
dat niet zo is, dan zijn ze een hele tijd ziek, kost het ze veel moeite om weer
op te krabbelen en is het helaas een kwestie van tijd voordat ze weer opgenomen
worden met een volgende longontsteking. Ze noemt deze groep draaideur
patiënten: ze komen altijd weer terug.
Vaak
wordt de familie van deze mensen verteld dat de terugkerende longontsteking
door verslikken voorkomen kan worden door het starten van sondevoeding. Immers,
de patiënt hoeft niet meer te slikken: de voeding komt via een slangetje rechtstreeks
in de maag. De patiënt wordt gevoed en hoeft daar verder niets meer aan te
doen. Het ironische is dat patiënten met dementie niet langer leven als zij
sondevoeding hebben, zegt dr. Zitter. Sterker nog, de patiënt wordt opgezadeld
met een hele hoop ongemak: de slang van de sonde, het volle gevoel in de maag,
kans op bloedingen en infecties, pijn, ziekenhuisopnames. En dit allemaal bij mensen
die toch al ernstig verward zijn. Daarnaast ontneem je hen iets heel
belangrijks: door van eten en iets medisch te maken, beroof je de patiënt van de
laatste menselijke ervaringen zoals smaak, geur en aanraking met andere mensen
zoals verpleging of liefdevolle familie.
Maar
hoe komt het dan, vraagt dr Zitter zich af, dat er zoveel demente mensen eindigen
met een sonde? Omdat de behoefte van het voeden van onze naasten diep geworteld
zit. Dat begint als baby met de borst of de fles Het voelt zó inhumaan en tegenstrijdig
om iemand geen voedsel meer te geven. Als een persoon dan stervend is, en hun
lichaam het voedsel niet meer zelf kan verwerken, willen we nog steeds blijven
voeden. En dit eindigt dan in de ervaring van dr Zitter pijnlijk genoeg vaak met
die sonde.
Ik
herken het wel, dat mensen hun naasten alsmaar willen blijven voeden. Eten betekent
leven. Ik heb zelf geen ervaring met ernstig dementerende patiënten, maar wel
met patiënten in de laatste levensfase. Zij en hun familie kunnen zelf en samen
beslissingen nemen over eten en ook over hoe, wat en wanneer het wordt gedaan.
Ook zie ik de naasten eindeloos en onnoemelijk zorgzaam in de weer met zoeken
naar oplossingen, andere bereidingswijzen, dieetvoeding en eigen uitprobeersels. Ik
probeer uit te leggen dat dat goed is, maar dat er op een gegeven moment een
balans moet ontstaan tussen comfort en discomfort. Dat een mens niet doodgaat
omdat hij niet eet, maar dat hij niet eet omdát hij doodgaat. Dit zijn moeilijke
gesprekken, maar meestal begrijpen mensen dit heel goed.