donderdag 11 februari 2016

Quantified self

In modetijdschrift ELLE lees ik over het fenomeen quantified self; het meten van bijvoorbeeld je bloeddruk, je hartslag, je caloriegebruik en het aantal stappen dat je op een dag zet. Op onze smartphones hebben we steeds meer apps en steeds vaker gaan deze apps over onze gezondheid. In het ELLE artikel lees ik dat er naar verwachting in 2016 één biljoen gezondheids apps gedownload gaan worden. En dat het gebruik ervan tweemaal zo snel groeit als dat van andere apps.

De ontwikkeling Quantified Self is wereldwijd. Meer dan 38 landen hebben al Quantified self community’s. Ook lees ik dat het eerste Quantified Self Institute ter wereld in Groningen staat en verbonden is aan de Hanze Hogeschool. Op de website www.quantifiedself.nl lees ik: “Quantified Self is een beweging die zich bezighoudt met het fenomeen dat de mens in toenemende mate technologie integreert in zijn leven, met het doel informatie te verzamelen over zichzelf en hiervan te leren. Steeds meer mensen doen aan 'selftracking'; ze houden dagelijks bij hoeveel ze bewegen, wat ze eten, wat hun hartslag en bloeddruk is, hoe laat ze naar bed gaan, hoe vaak ze de hond uitlaten of hoeveel luiers ze verwisselen. Omdat het kan, omdat het leuk is en omdat het inzicht oplevert om op basis hiervan betere beslissingen te kunnen nemen.”
Op mijn spreekuur merk ik dat natuurlijk ook. Alleen had ik nog nooit van deze term gehoord. Maar al een aantal jaar komen er nu mensen op het spreekuur die in een app hun eetdagboek bijhouden, die stappentellers gebruiken of geavanceerdere variaties hierop zoals de fitbit. Zij meten hun voedsel inname, meten hoeveel tijd ze aan het bewegen zijn en hoeveel energie ze verbranden met bewegen. Hierdoor vergroot niet alleen hun inzicht, maar ook hun bewustzijn over eten en bewegen. Als je zelf je eetdagboek herhaaldelijk invult, dan zie je op den duur waar je pieken zitten in calorie- of koolhydraat inname en kun je op zoek naar alternatieven voor dat specifieke voedingsmiddel (samen met je diëtist). Ook realiseer je je wat je allemaal in je mond stopt als je het moet opschrijven en als je het terug leest. Eten gaat soms onbewust (bijvoorbeeld: hoe vaak ben je langs de drop pot gelopen op kantoor en heb je een dropje gepakt, deze ochtend, deze dag, deze week?!)
Een andere fijne toepassing van quantified self zag ik laatst bij een cliënt met diabetes. Hij had in plaats van een reguliere glucosemeter waarbij mensen zich steeds een vingerprik moeten geven om in een druppel bloed het glucose gehalte te kunnen meten, een sensor die 24 uur per dag de bloedglucosewaarden bijhoudt. Hij hield het apparaatje naast zijn bovenarm en las zijn glucosewaarde af. Hoe fijn is dat! Hij kon op de meest ‘ongemakkelijke momenten’ zijn bloedglucose zien zónder dat er naaldjes en bloed aan te pas komen: tijdens het sporten, op het werk, in de trein, in gezelschap, noem maar op.
In het ELLEartikel lees ik ook dat in Silicon Valley in bedrijfskantines zelfs wedstrijdjes worden gedaan: wie heeft het gezondst gegeten, de meeste beweging gehad? Zo stimuleer je dus elkaar bij het verbeteren van je leefstijl. Ik ben voor!