Ik sluit
een behandeling met een cliënt af. Ze is heel tevreden over het resultaat: een aantal
van haar voedingsgewoonten is structureel veranderd, niet alleen voor haar maar
ook binnen haar gezin. En ze voelt zich fitter. “Het was toen toch wel een hele
stap voor mij hoor, om die eerste afspraak te maken” zegt ze. “Ik was toch bang
voor hoe de gesprekken zouden zijn, hoe jij zou zijn en voor wat er allemaal
niet zou mogen.” Dat hoor ik vaker. Die zucht van verlichting, soms tijdens,
soms na afloop van een gesprek. Dat het allemaal enorm meevalt, dat ze zich
vooraf zo’n zorgen hadden gemaakt.

Dan
vertelt ze over nóg een horde die ze heeft genomen: de snoep pot die op haar
kamer op kantoor stond heeft ze weggezet. “Het was voor mij heel normaal om dagelijks
zeker 15 dropjes te eten” geeft ze toe. “Er zijn altijd momenten dat je zin
hebt in zoet of dat je het gevoel hebt dat je wel iets lekkers verdiend hebt.”
En omdat ze niet alleen op dat kantoor werkt, voelt het als een grote stap om
die snoep pot weg te zetten.
In één
gezondheidscentrum is een tijdje de snoep pot verbannen. Onder het mom van ‘Ik bedank’. Denk hierbij aan
vergelijkbare thema’s zoals de oktobermaand ‘Ik stop’ (met roken) en in maart ‘Ik pas’ (geen alcohol). Ik kreeg er maar zijdelings wat van mee,
maar het ging niet zonder slag of stoot.
Het
komt er dus op neer dat als je je (eet)gewoonten wilt veranderen, dat daar
nogal wat doorzettingsvermogen, moed en durf voor nodig is. En dat het lang
niet altijd gaat om besluiten die je zelf neemt, maar dat je ook afhankelijk
bent van medewerking, welwillendheid en steun van je directe omgeving: gezin,
collega’s, familie en vrienden.