donderdag 18 december 2014

Een koe is een milieuvervuiler?

Eerder schreef ik al over hoe je verantwoord, milieuvriendelijk en duurzaam kip kunt eten. En hoe het leven van een kip er vervolgens uit ziet. Deze keer gaat mijn verhaal over de koe.

Ik leer dat een koe hetzelfde broeikaseffect geeft als een middenklasse auto. En omdat het uit milieu oogpunt wel goed is om broeikaseffect te verminderen of tegen te gaan, wordt er stilgestaan bij hoe (snel) die koe kan groeien, en op welke manier die gehouden en gevoed moet worden zodat wij mensen wel vlees kunnen eten.  Ik schreef vorige week al dat we wereldwijd 2x zoveel vlees eten in vergelijking met 50 jaar geleden. Maar dat aantal is nog steeds groeiend. In ontwikkelingslanden en in China is men meer vlees gaan eten in de loop van de jaren. Was dat in 1960 nog 4 kg per persoon per jaar, nu is dat 55 kg per persoon per jaar. Toenemende welvaart betekent een grotere vleesconsumptie. In Nederland eten we 84 kg vlees per jaar en in Amerika 120 kg.
 
Maar hoe kan die koe nou vervuilend zijn? Een derde van het wereldoppervlak wordt op dit moment gebruikt voor dieren die we eten of melken. Dat is 70% méér dan 100 jaar geleden. 1 koe eet 50 kg gras per dag en groeit daarmee 1 kg aan spierweefsel (vlees). De magen van de koe vormen methaan en dat is een broeikasgas. Dit is wel 500 liter per koe per dag. Daarom kan gezegd worden dat een koe net zo vervuilend is als een middenklasse auto. 10% van alle broeikasgas uitstoot komt van koeien.
 
Als koeien minder gras eten, dan stoten ze minder methaan uit. In Amerika eten koeien een mix van gras en mais. Ze eten het eerste jaar gras en lopen buiten. Daarna komen ze in een mesterij waar ze in 6 maanden 300 kg aankomen. In Amerika krijgen ze naast mais ook eiwit, vet en een glucose-fructosestroop (bijproduct van de mais), antibiotica en groeihormoon. In Europa is dat niet zo. Door mais te geven aan de koe is er 50% minder methaan uitstoot. En zijn  de koeien binnen een kortere tijd op ‘marktgewicht’ voor de slacht: 2x zoveel gewichtstoename dan wanneer een koe met gras wordt gevoed.

Wereldwijd is het dieet van de koe verschillend en afhankelijk van de beschikbare grondstoffen. In Zuid-Amerika eten koeien vooral soja. Dat leidt tot sterke ontbossing. Een ramp voor de prachtige en rijke natuur daar.
 
Is het niet raar dat we zoveel gewassen kweken om koeien te voeden als we dat zelf zouden kunnen eten? Uiteindelijk kost het ons olie, machines, pesticiden, bemesting, water voor de planten water voor de dieren die van de gewassen leven. Argentijns platteland wordt verwoest zodat er soja kan groeien om dieren in de bio-industrie in Europa mee te voeden. Wereldwijd is veeteelt even vervuilend als alle openbaar vervoer ter wereld. Alle auto’s treinen, boten en vliegtuigen bij elkaar.
 
Hoe eet je dan verantwoord vlees? Ik ga weer dezelfde conclusie trekken als vorige week: vooral door het minder te eten en door het minder vaak te eten. Dat betekent in Nederland van de gemiddeld 230 gram per dag terug naar 100 gram per dag.

donderdag 11 december 2014

Ethisch verantwoord vlees eten

Eind november kijk ik op NPO2 een documentaire die heet Vlees, wat kost het ons? De vraag die hierin centraal staat is hoe je als consument het best kan kiezen voor vlees: waar moet het vandaan komen, hoe moet het ‘geproduceerd’ worden, met welk voer moet het dier gevoed zijn? Wanneer ben je een ethical carnivore?
 
De getallen die worden genoemd over vlees en de vleesindustrie doen me duizelen. Wereldwijd is de vleesconsumptie de afgelopen 50 jaar verdubbeld. We eten samen 65 miljard dieren per jaar en dit aantal zal naar verwachting opnieuw verdubbelen. Het gaat dan om 300 miljoen runderen, 1,4 miljard varkens, 1 miljard schapen en geiten, 5 miljoen paarden, 2 miljoen kamelen, 3,5 miljard eenden en kalkoenen, 60 miljard kippen. Gemiddeld eten we dan per persoon 9 dieren per jaar. In Nederland in 2012 aten we 84 kg vlees per persoon.
 
Bij inzoomen op de consumptie van kip, kun je zien dat we daarvan wel 5x zoveel zijn gaan eten in vergelijking met 50 jaar geleden. Dat komt vooral doordat het goedkoop is en doordat het heel veel wordt gebruikt in de fastfood industrie. Als we dat zo ontzettend veel meer zijn gaan eten, hoe komt het dan dat als je door een landschap rijdt, je hooguit koeien of schapen in de wei ziet staan en zelden kippen? Dat komt doordat de kippen worden gehouden in enorme schuren.
 
Op 1 boerderij worden er jaar 5.5-6 miljoen kippen gehuisvest tot aan hun slacht. In Nederland eten we 6.5 miljoen kilo kip per week met z’n allen. Een kip leeft ongeveer 5-6 weken in zo’n schuur en in die tijd wordt een kuikentje van 50 gram vetgemest tot een vleeshomp van ruim 2 kilo. Deze snelle groei zorgt voor veel welzijnsproblemen (de plofkip). Als je dat vergelijkt met 60 jaar geleden dan kun je spreken over een dubbele verdubbeling: twice the size in half the time. In 2010 werden er in Nederland 465 miljoen vleeskuikens geslacht. Op elk moment leven er in Nederland dan ook ruim 44 miljoen vleeskuikens, verspreid over zo’n 680 pluimveebedrijven.
 
Om te kunnen bepalen hoezeer je dan ethisch verantwoord vlees, of in dit geval: kip, kunt eten, is er een manier bedacht om te bepalen wat de meest efficiënte manier is om vlees te produceren. Welk manier heeft het minst effect op ons milieu (environmental impact)? Daarbij wordt gekeken naar de levenscyclus analyse. Als het gaat om de hoeveelheid voer die een kip eet, naar huisvesting en huisvestingsduur, naar verlichting, verwarming, vervoer en slacht dan is de kip in de schuur, de plofkip, het meest energie-efficiënt en daarmee het meest groene vlees.
 
Maar of dat nu de meest diervriendelijke manier is, daar wordt in deze analyse niet naar gekeken. De Stichting Wakker dier vat het leven van een plofkip op deze manier samen: Plofkip is een gangbaar vleeskuiken dat voldoet aan de Europese minimum wetgeving. Dat betekent dat het:
•met 20 kuikens op één vierkante meter leeft;
•al na 42 dagen wordt geslacht;
•na 42 dagen al ruim twee kilo weegt;
•nooit naar buiten mag;
•in meer dan de helft van de gevallen kreupel is door voetzweren, brandhakken en gewrichtspijn;
•gemiddeld drie dagdoseringen antibiotica krijgt in haar korte leven
 
Terugkomend op de getallen waarmee ik begon, zit denk ik de oplossing in het vinden van ethisch verantwoord vlees in de hoeveelheid. Want 84 kg vlees per persoon per jaar is 230 gram per dag. Dat is de dubbele hoeveelheid van wat we nodig hebben.
 
Volgende week in mijn blog meer hierover, dan ingezoomd op de koe.

donderdag 4 december 2014

Dag van de Ondervoeding

Op woensdag 10-12-14 is het de Dag van de Ondervoeding. Elk jaar weer komt deze dag speciaal onder de aandacht omdat ondervoeding bij ziekte een groot probleem is binnen de Nederlandse gezondheidszorg. Uit cijfers blijkt dat in het ziekenhuis 25-40%, in het verpleeghuis 20-25% en in de thuiszorg 15-25% van de patiënten ondervoed is.
Als diëtisten van Careyn, werkzaam in de thuiszorg, betekent het dat wij hierom veel samenwerken met de huisartsen en de wijkverpleegkundigen. Risicogroepen zijn patiënten met COPD, hartfalen, depressie, dementie, inflammatorie bowel syndroom, reumatoïde artitris en decubitus. Daarnaast zijn er risicogroepen die specifieke kenmerken hebben waarbij sprake is van een verhoogd risico op ondervoeding. Bijvoorbeeld hoge leeftijd (> 80 jaar), eenzaamheid, slecht gebit, fracturen, oncologie, polifarmacie en/of een ziekenhuisopname.

Omdat ondervoeding niet iets is wat makkelijk aan de buitenkant van een persoon is te zien, ligt het voor de hand dat niet iedereen met ondervoeding goed wordt behandeld hiervoor. Ondervoeding betekent namelijk niet automatisch dat je te dun bent. Het betekent dat mensen ongewenst zijn afgevallen in een korte (>5% in 1 maand) of langere tijd (>10% in 6 maanden). Verder is er ook sprake van ondervoeding bij een Body Mass Index (BMI) van kleiner dan 18,5. Ouderen (mensen vanaf 65 jaar) zijn ondervoed bij een BMI van < 20kg/m2.

Met name de ouderen met ondervoeding hebben zelf vaak niet zo in de gaten dat ondervoeding ernstig is en veel gevolgen kan hebben. Zij hebben bij gewichtsverlies niet zo in de gaten hoeveel dat is en gedurende welke periode: is het afvallen al een maand gaande of eigenlijk al veel langer? Minder eetlust wordt ook toegeschreven aan ouder worden: je hebt dan ook minder nodig. Bij gezond ouder worden klopt dat inderdaad. De energiebehoefte wordt wat lager. Maar als je COPD hebt, of je bent geopereerd, opgenomen geweest in het ziekenhuis, als je een wond of decubitis hebt, als je kanker hebt, dan is er juist sprake van een verhoogde energie- en eiwitbehoefte.

Als er een geleidelijke gewichtsafname is, dan zijn de gevolgen daarvan ook sluipend: toenemende moeheid, minder eetlust, krachtsverlies, en dagelijkse activiteiten minder lang kunnen volhouden zoals wassen, douchen, aankleden, lopen, staan, koken, boodschappen doen, huishoudelijk werk, noem maar op.

In eerste instantie valt het niet zo op als mensen minder gaan doen, maar na een tijdje ontstaat er een vicieuze cirkel: moe en futloos zijn en minder kracht hebben leidt tot minder opstaan om iets te eten uit de keuken te pakken, minder vaak een tussendoortje nemen, minder boodschappen doen, minder koken, minder eten. Langer zitten en activiteiten kort volhouden leidt tot sedentair gedrag en dat zorgt voor spiermassaverlies. En dit op zijn beurt veroorzaakt een sterkere toename van moeheid, futloosheid en krachtverlies. Tel daarbij een verminderde inname van energie en eiwitten op en daar ontstaat dan de neerwaartse spiraal. Mensen worden eenzaam als ze minder buiten komen, verliezen zelfstandigheid, krijgen minde regie over hun leven.

Tijdig signaleren en behandelen van ondervoeding is essentieel. Het kan onnodig snelle achteruitgang voorkomen. Door samen te werken in de wijk krijgen we dit voor elkaar.

donderdag 27 november 2014

30 day challenge

Pick a challenge, do it for 30 days and create a new habit. Als je 30 day challenge op Google intoetst dan krijg je daar allerlei mogelijke uitdagingen om in 30 dagen je billen, armen, buikspieren, en nog veel meer te verbeteren en topvorm te komen. Ik geef toe dat ik zelf weleens aan de 30 day plank challenge begonnen ben (niet afgemaakt) en mijn buurvrouw aan de 30 day ab challenge (ook niet afgemaakt).
 
Maar nu lees ik in The Washington Post het verhaal van een man die 30 dagen geen pakjes, zakjes, kant & klaar of bewerkt voedsel heeft gegeten. Die had ik nog niet eerder gehoord en ik ben benieuwd hoe hij het heeft ervaren. Hij zegt er het volgende over: ‘I stopped eating food that comes in a package. I’ve never felt better.’
 
Dat klinkt veelbelovend. Geweldig dat je dat in 30 dagen al kunt bereiken. Hij vertelt dat hij erg gewend was geraakt aan regelmatig (2x per week) pizza eten, afhaal burrito’s, afhaal noodles. In zijn koelkast stond standaard yoghurt met allerlei smaakjes, bier, restjes van afhaaleten, sausjes. Zijn dagelijkse tussendoortje bestond uit een handvol snoep.
 
Een collega vertelde hem over de 30-day "food cleanse". Een periode waarin je alleen maar onbewerkt, ongeraffineerd, suikervrij voedsel eet en ook nog eens alle zuivel en tarwe weglaat (en alcohol). Omdat hij toch al niet tevreden was over zijn eetpatroon besloot hij mee te doen. In het begin vond hij het ontzettend moeilijk. Hij vertelt dat hij een emotionele eter is: rotdag? KitKat en pizza! Voel je je geweldig? KitKat en pizza! Doordat het nu niet meer mocht ging hij in het begin juist nóg meer zin hebben in dit soort verboden eten. Dat was ook wat de website zei over het veranderen van eetgewoonten. In het begin is het moeilijk en verlang je naar alles wat niet mag. Hij ging er zelfs ’s nachts over dromen.
 
Maar na ongeveer een week werd het beter en makkelijker. Dat kwam doordat hij de effecten op zijn gezondheid erg ging merken: hij kon ’s morgens veel makkelijker opstaan, voelde zich veel minder duf. Hij had in de middag geen last meer van de bekende dip, had minder koffie nodig om wakker en alert te blijven, en op het moment dat hij thuiskwam na het werk viel hij niet meer om van vermoeidheid. En hij ging afvallen: ongeveer 1 kg per week. Hij leerde koken en ging dat ook leuk vinden. Want hij voelde zich goed in plaats van redelijk of slecht.
 
Toen kwam het einde van de 30 dagen in zicht. En dat zette hem aan het denken. Hoe ga je verder? Als iets zo goed voelt, dan wil je het niet opeens opgeven omdat de 30 dagen voorbij zijn. Maar zou je het volbrengen van 30 dagen niet kunnen vieren met pizza? Hij zegt dat hij nog niet besloten heeft... maar misschien wel eens zal bezwijken voor snoep of pizza.

donderdag 20 november 2014

Arme baby's en rijke baby's

Zomervakantie. Ik heb de nacht doorgebracht in een matig motel ergens langs een highway in de Verenigde Staten omdat we op doorreis zijn. Bij zulke motels zit soms ontbijt inbegrepen bij de overnachting. Daarbij moet je je niet al teveel voorstellen: een kleine betegelde ruimte waar een paar tafeltjes en stoelen staan, een kan koffie en wat voorverpakte, vette, zoete broodjes of muffins. Als je geluk hebt staan er sneden brood met een broodrooster en wat portieverpakkingen pindakaas, roomkaas en jam. Serve yourself.

Mijn vriend en ik hebben koffie genomen. Er komt een hele jonge moeder met haar baby op de arm binnen. Ze staat een beetje rond te kijken wat ze gaat nemen. Ze schenkt koffie in en trekt een plastic verpakking van een muffin af. Ze loopt een beetje rond te drentelen en opeens zie ik in mijn ooghoek dat ze een stukje van de muffin in de mond van haar baby doet. Ik schrik ervan. De baby is heel jong en buiten dat: muffin is nou niet iets waarmee je zou starten als je je kind vast voedsel gaat geven.

Dat het niet zo heel raar was wat ik zag, ontdek ik deze week als ik een artikel lees in The Washington Post. Het gaat over het verschil tussen wat arme baby’s en rijke baby’s te eten krijgen in hun eerste levensjaar. In het onderzoek dat in het artikel wordt beschreven zijn 1500 baby’s hun eerste levensjaar gevolgd wat betreft het voedsel wat ze kregen aangeboden van hun ouders of verzorgers.
De onderzoekers kwamen tot de conclusie dat moeders met een laag opleidingsniveau en een laag inkomen hun kinderen vaak vetrijke en suikerrijke voeding geven. Moeders met een hoog opleidingsniveau en een hoog inkomen voeden hun kinderen voeding volgens de richtlijnen voor gezonde voeding passend bij deze leeftijdscategorie.
De onderzoekers hadden 18 voedselsoorten bedacht waarin het voedsel wat de baby’s kregen werd gecategoriseerd, zoals borstvoeding, flesvoeding, koemelk, yoghurt, soja, fruit, groenten, sappen etc. Toen de werkelijke voedselinname hen ter ore kwam schrokken ook de onderzoekers van wat sommige baby’s te eten kregen: snoep, ijs, frisdrank, patat.
Zij vroegen zich af waardoor dit kwam. Deels door onwetendheid over wat gezond is voor een baby om te eten, en wat het effect is van dit soort voedsel op groei, ontwikkeling, gezondheid en lichaamsgewicht. Waarom kiezen voor voedsel dat je zelf moet klaarmaken als er ook gemaksvoedsel is? En deels door beperkte financiën: vetrijk en suikerrijk voedsel is goedkoper.
Gevolgen voor slecht voedsel tijdens het eerste levensjaar zijn sterke gewichtstoename, minder lengtegroei en slechte smaakontwikkeling. Als je een jong kind niet leert wennen aan bijvoorbeeld smaak van groenten dan is de kans groot dat het op latere leeftijd ook niet lekker vindt. Slechte voeding wordt dan op latere leeftijd voortgezet.
Ook in Nederland bestaan deze verschillen tussen laag sociaal economische groepen en mensen met een hoog opleidingsniveau en ik denk dat ze ook al zo vroeg beginnen. Tijdige signalering is cruciaal, evenals tijdige voorlichting over gezonde voeding aan (zwangere) moeders.

donderdag 13 november 2014

Verleid me niet

Ik ben wat boodschappen aan het doen in de stad. Bij de Hema loop ik binnen om een ansichtkaart en een panty te kopen. Bij het afrekenen vraagt het kassa meisje aan me of ik er een zakje drop bij wil voor 1 euro. Die vraag komt voor mijn gevoel helemaal uit het niets, ik ben ook met mijn hoofd bij de andere boodschappen die ik nog moet doen. Ik zeg nee, reken af en loop de winkel uit. 

Dit was niet de eerste keer dat ik bij een kassa wordt gevraagd of ik bij mijn (geplande) aankopen iets te eten erbij wil. Ook bij tankstations valt het me op dat dit met name het afgelopen jaar vaak gebeurt. Als je binnenkomt om te betalen loop je al automatisch langs een rij met snoep en koek. Vlak voor de kassa staat dan vaak nóg een bak (in de weg óf vol in het zicht. Hoe je dat opvat is denk ik een kwestie van aan welke kant je staat: klant of verkoper). En dan komt inderdaad de vraag wilt u er twee pakjes kauwgom bij voor 1 euro? Of twee candybars voor 1,50 ? 

Het irriteert me dat mensen zich bemoeien met mijn aankopen. Ik weet zelf wel wat ik wil en wat ik nodig heb. Ik vind het niet fijn om iets ‘opgedrongen’ te krijgen. Nu heb ik er op zo’n moment als zoiets ongevraagd op mijn pad komt geen moeite mee om nee te zeggen, maar het feit dat ik dat steeds moet doen, daar erger ik me aan.

Deze week lanceerde Het Voedingscentrum de campagne Verleid Me Niet. Deze campagne sluit aan bij wat ik hierboven benoem. Dat mensen op heel veel manieren worden verleid om eten of drinken te kopen. De campagne is breder dan het opdringen van eten aan kassa’s maar gaat ook over verleidingen zoals snoep op onverwachte plekken waar je als klant altijd langs moet: bij de kassa in supermarkt, warenhuizen, maar ook in bouwmarkt, drogisterijen, huishoudelijke artikelen, textielzaken. Het gaat erom dat onze omgeving steeds meer obesogeen wordt: onze omgeving bevordert gewichtstoename. Zonder dat er per se een behoefte aan eten is, kan onze omgeving toch eetgedrag uitlokken. Als mensen eten zien of ruiken, of het wordt hen min of meer aangeboden, kan dat hun verlangen oproepen om iets te eten.
Het Voedingscentrum zegt hierover op hun website: Om weerstand te bieden aan verleidingen uit de omgeving is zelfcontrole nodig. Dat vraagt veel mentale inspanning. Kortstondig kunnen we dat wel opbrengen. Maar doordat we voortdurend worden blootgesteld aan verleidingen, kan dat uiteindelijk leiden tot wilsuitputting (egodepletie). Keuzes zullen dan vaker impulsief tot stand komen door prikkels uit de omgeving. Bij een overheersend ongezond aanbod leidt dat sneller tot een ongezonde voedselkeuze.

Ik vind het heel goed dat hiervoor aandacht is en dat Het Voedingscentrum deze campagne nu heeft. Of consumenten gezonde keuzes kunnen maken, hangt af van de aanwezigheid van  gezonde keuzes. Zo kan de fysieke omgeving gezond gedrag stimuleren.

donderdag 6 november 2014

Complicaties


Je zou zeggen dat als er ook maar iets van een kans is om lijden en dood te kunnen voorkomen, dat die met beide handen aangegrepen zou worden. Toch zie ik zelf elke dag dat het zo simpel niet is.


Ik bel met een 73-jarige vrouw om een afspraak te maken voor een huisbezoek. Haar huisarts heeft me gevraagd om dat te doen omdat mevrouw ernstig nierfunctie verlies heeft. Aan de telefoon is ze voorzichtig. Waarom is het nodig dat ik kom? Wat hebben nieren en eten met elkaar te maken? Hoe zou een dieet voor haar eruit komen te zien? Ze vertelt dat ze dol is op zout. ‘Ik eet liever lekker en ga gewoon een jaar eerder dood’ zegt ze tegen me.
Dat hoor ik vaker. Van bijvoorbeeld mensen met hart- en vaatziekten of diabetes. Dat zijn namelijk aandoeningen waarvan mensen niet altijd of zelfs helemaal geen klachten hebben. Ze zeggen dan ook weleens tegen mij: ‘het lijkt wel of ik het niet heb. Ik merk er niets van’. En juist dat maakt het soms moeilijk om gemotiveerd te zijn je gedrag te veranderen. Daarnaast worden mensen soms al behandeld met medicatie om de bloeddruk, het cholesterolgehalte of de bloedglucosewaarden laag te houden. ‘Ik heb geen hoge bloeddruk’ zeggen cliënten dan. Dat klopt op dat moment natuurlijk ook, maar voor artsen en diëtisten betekent medicatiegebruik om de bloeddruk laag te houden wel degelijk dat iemand een hoge bloeddruk heeft (dat zou die persoon zonder medicatie namelijk wél hebben).
Het niet als vervelend ervaren om een ziekte te hebben, kortom, motiveert dus niet. Wat ook niet motiveert, is dat bescherming van hart en bloedvaten (of dat nou vanwege bloeddruk, hoog cholesterol of diabetes is) iets is wat op lange termijn geldt. Schade aan bloedvaten loop je in de regel niet op binnen een paar jaar. Maar langdurig hoge bloeddruk levert vaatschade op. Dat heeft als gevolg dat de nierfunctie achteruit gaat, dat bloedvaten hun elasticiteit verliezen, stug worden en daardoor eerder uitrekken (aneurisma), de hartkamer vergroot (verminderde pompfunctie van het hart).  
Langdurig te hoge bloedglucosewaarden kan ervoor zorgen dat mensen hun zicht langzaamaan verliezen door schade aan de ogen (retinopathie), er eerder problemen ontstaan aan hart- en bloedvaten (hoge bloeddruk, hartinfarct, beroerte), dat de nierfunctie achteruit gaat (nefropathie), dat zenuwen beschadigd raken (neuropathie), dat het gevoel in de voeten verdwijnt waardoor wondjes niet opgemerkt worden en ontstekingen eerder kans hebben tot groter uit te groeien (diabetische voet), en dat er maagklachten ontstaan (een vertraagde maagontlediging).

Als diëtist probeer ik mensen uit te leggen waarom het zo belangrijk is om de ziekte te onderkennen, er zo goed mogelijk mee om te gaan door grip op de ziekte te krijgen. Dan is de kans op complicaties kleiner of worden ze uitgesteld. Een jaar eerder doodgaan doordat je een ziekte hebt is mogelijk. Maar als je je chronische ziekte negeert is de kans op complicaties heel groot. Hoe leef je als je wél die complicaties krijgt dan de laatste 2 of 5 of 10 jaar? Door de kans op complicaties te verkleinen is de kwaliteit van leven veel hoger.

 

donderdag 30 oktober 2014

Media en gezondheid

‘Suiker is gif voor het lichaam’, ‘Pure chocolade is gezond voor hart- en bloedvaten’, ‘Kaneel helpt tegen hoge bloedsuikers bij diabetes’ en ‘Walnoten helpen tegen kanker en diabetes’. Zomaar wat uitspraken die ik regelmatig hoor op mijn spreekuur.


In De Volkskrant las ik in oktober 2014 een artikel dat hieraan gerelateerd is. Maar dan zijn het uitspraken die gedaan worden bij de dokter. Het artikel heet: Ziek van het nieuws. De patiënt leest teveel. Hoe media met halve, overtrokken of onjuiste informatie patiënten te mondig maken. In het artikel staat: Ongenuanceerde of foute berichtgeving leidt tot een verkeerd beeld over ziektes en behandelingen.



Voor  mij dus heel herkenbaar, want ook bij mij stellen mensen deze vragen of benoemen ze dit met stelligheid. In het krantenartikel worden redenen genoemd waardoor dit komt. De eerste is dat medisch nieuws populair is. Frans Meijman is universitair hoofddocent aan de VU en gespecialiseerd in medische publiekscommunicatie. Hij verwoordt het heel goed:  gezondheid, veiligheid en voeding zijn heel basale zaken in ieder mensenleven. Ziek worden, daar kunnen we ons allemaal een voorstelling van maken.
Ik zou daaraan willen toevoegen als het gaat om voeding, ziekte en gezondheid: iedereen kent ook wel iemand met hart- en vaatziekten, hoge bloeddruk, hoog cholesterol en diabetes. En zoals mijn collega het mooi verwoordde op Twitter: ‘Voeding heeft niet alleen een lichamelijke functie, maar ook een sociale en psychologische: genieten, samen eten, goed willen zorgen voor iemand’. Dus als iemand ziek is in je omgeving, óf je bent zelf degene die ziek is en je hebt nét iets gelezen over bijvoorbeeld pure chocolade en het effect hiervan op hart- en vaatziekten, dan praat je daar met elkaar over.
In het artikel wordt ook verantwoordelijkheid besproken. Hierin gaat het specifiek over kanker. Aan 4300 mensen die kanker hadden werd in het Radboud UMC de vraag gesteld: waardoor denkt u dat u kanker hebt? De antwoorden liepen uiteen van roken, asbest, erfelijkheid, het lot (dit waren de juiste antwoorden) tot anti-roosshampoo, plas ophouden, overmatige consumptie van tomaten en de mobiele telefoon. Meest genoemd zijn stress en weggestopt verdriet.  Ook dit is heel herkenbaar voor mij. Op mijn spreekuur stel ik vaak de vraag waar het overgewicht of obesitas volgens mijn cliënt door wordt veroorzaakt. Of vragen cliënten aan mij waardoor zij diabetes hebben gekregen. Oorzaken die zij zelf benoemen zijn inderdaad heel uiteenlopend. Terwijl ze moeten zijn: erfelijkheid, leefstijl (gezonde voeding, roken, drinken, lichaamsbeweging) en eetgewoonten. En hoe het opgelost of behandeld moet worden geeft vaak evenveel antwoorden. Het is natuurlijk ook leuker als het klopt van die pure chocolade. Want hoe saai is het om te horen dat er meer groenten, fruit, volkoren granen, havermout, magere zuivel, peulvruchten, vis en plantaardige vetten in de voeding moeten gaan komen en dat de consumptie van vlees,  kaas, koek, snoep, gebak, snacks beperkt moet worden.
In het artikel worden woorden genoemd die nooit gebruikt zouden moeten worden in medisch nieuws: doorbraak, genezing, wonderpil, hoop, belofte.  Dus die wonderpil om af te vallen? Nee, ook die bestaat niet.

donderdag 9 oktober 2014

Stoptober

Stoptober is de naam van een initiatief waarbij in de maand oktober in het hele land rokers én niet-rokers elkaar helpen om gedurende 28 dagen te stoppen met roken. Via nationale en sociale media moedigen bekende en onbekende Nederlanders rokers aan om mee te doen.
In Engeland is Stoptober al enkele jaren een groot succes. In het eerste jaar deden maar liefst 268.000 rokers mee. Het grote succes heeft alles te maken met de positieve aanpak van Stoptober. In Nederland werd Stoptober vorig jaar voor het eerst georganiseerd. Ook hier staat de positieve aanpak centraal. Initiatiefnemers van Stoptober in Nederland zijn het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), KWF Kankerbestrijding, de Hartstichting, het Longfonds, het Trimbos-instituut, GGD GHOR Nederland en de Alliantie Nederland Rookvrij.

Uit onderzoek blijkt dat 80% van de rokers wel zou willen stoppen. En bij elkaar proberen ze dat zo’n 1 miljoen keer per jaar. Door een maand als Stoptober te organiseren krijgen mensen de boodschap: je staat er niet alleen voor. In het gezondheidscentrum in Oog in Al waar ik elke week een dagdeel werk, gaat er aan het einde van de maand een cursus gegeven worden voor mensen die willen stoppen met roken. Mede hierdoor kwam Stoptober voor mij wat meer in beeld.


Bij het stoppen met roken is natuurlijk een veelgehoorde klacht dat mensen ongewenst een gewichtstoename ervaren. Dat heeft meerdere oorzaken. De eerste oorzaak ligt bij het veranderen van de stofwisseling. Mensen die roken hebben een hogere stofwisseling. Door te stoppen met roken, heeft je lichaam met minder energie (calorieën) nodig. Als je niets verandert aan wat je eet, dan kom je hierdoor tóch aan in gewicht. Cijfers hierover variëren tussen 2.8 en 5 kg. Het grootste deel van de gewichtstoename ligt echter bij de volgende zaken: het verbeteren van reuk en smaak. Doordat je beter kunt ruiken en proeven, heeft het eten ook meer smaak. Daardoor gaan de meeste mensen ook meer eten. Daarnaast zorgt nicotine voor een remming van de eetlust. Mensen die roken hebben minder eetlust dan mensen die niet roken. En dan is er nog het deel wat voor de meeste mensen voor de grootste gewichtstoename zorgt: het omgaan met ontwenning. Deels is de verslaving lichamelijk; dat is de nicotine. Deels is de verslaving geestelijk; bij allerlei dagelijkse bezigheden gewend zijn te roken. Bijvoorbeeld ‘s ochtends bij de koffie, in de pauze, na het eten, met vrienden, bij uitgaan of feestjes. Vaak worden dit soort momenten vervangen door iets te eten. Een sigaret bij de koffie wordt vervangen door koekje(s) bij de koffie. Vaker tussendoortjes nemen, méér snoepen en snacken, gezelligheid is niet meer het roken maar samen eten.


Door je bewust te zijn van deze valkuilen, kun je de gewichtstoename deels beperken. Daarnaast kan een diëtist je helpen bij het omgaan met moeilijke situaties, het snoepen te beperken, gezondere alternatieven te zoeken, en om een gezond eetpatroon aan te leren en vol te houden. Zo voelt stoppen met roken nog meer als een beloning voor je gezondheid.
***************************************************
Vind je het leuk om mijn blogs te lezen? Deel ze met vrienden en collega's op Social Media!

donderdag 25 september 2014

Werkweek van een dietist

Afgelopen vrijdag, 19 september, was het De Dag van de Diëtist. Wie mijn blogs wekelijks leest en onze Twitter acount @careyn_dietist in de gaten houdt, kan dat echt niet gemist hebben.  De landelijke campagne ‘Dieet dit Dieet dat’ is van start gegaan.  In de campagne staat een aantal thema’s centraal: diabetes, kanker, hart- en vaatziekten, zwangerschap en darmklachten.
Maar hoe ziet een werkweek van de diëtist er eigenlijk uit? Dat we spreekuur doen en dieetadvies geven, dat weet eigenlijk wel iedereen. Misschien wil je eens samen met mij door mijn agenda van deze week lopen om een plaatje te krijgen van wat ik doe.

Maandag
Ik ga ’s morgens naar kantoor en daar tref ik een paar collega’s. Op kantoor doe ik administratief werk: ik schrijf rapportages over onze cliënten naar de verwijzers (huisartsen, specialisten, jeugdartsen) en zorg dat de digitale dossiers van cliënten op orde zijn. Verder bel ik met cliënten als  zij telefonisch vragen willen stellen en beantwoord ik mails van verwijzers, medebehandelaars en cliënten.
’s Middags ga ik naar het Gezondheidscentrum in Oog in Al, waar ik spreekuur heb. Ik spreek nog even met een diabetesverpleegkundige over de campagne Dieet dit Dieet dat en laat haar de materialen zien. In de wachtkamer hangt de poster. Zij wil vragen van cliënten hierover goed kunnen beantwoorden.
Dinsdag
Vandaag ga ik met een groep van 10 mensen met diabetes en de POH van het Wijkgezondheidscentrum Lunetten een supermarktworkshop doen.  Een aantal van hen komt op mijn spreekuur, een aantal is er in het verleden geweest. Deze mensen hebben zich opgegeven omdat ze graag meer willen weten over hoe ze een gezonde keuze kunnen maken in de supermarkt.

Woensdag
Deze dag begint met een spreekuur in Zuilen. Ik kom vandaag alle thema’s van de campagne tegen in één ochtend. Het is daardoor een gevarieerd spreekuur.   Daarna heb ik een vergadering over FitCoolKids. Dat is een multidisciplinair behandelprogramma voor kinderen met obesitas. Samen met de kinderfysiotherapeut en de psycholoog neem ik de kinderen die deelnemen en hun situatie door. Gaat het goed? Zijn er aandachtspunten?

Donderdag
Vandaag begint mijn werkdag in de middag. Ik ga op huisbezoek bij een 92-jarige dame met darmkanker. Zij heeft diarree en valt daardoor af. We gaan praten over de mogelijkheid de diarree te verminderen en aan te sterken. Ze moet extra energie, eiwitten en vitamines gaan binnenkrijgen.  Ik vertel haar op welke manieren dat kan. Daarna heb ik weer spreekuur, deze keer in het Centrum voor Jeugd en Gezin in Kanaleneiland. In de avond ga ik naar een nascholing over gesprekstechnieken. Met mij doen veel andere (para)medici mee aan deze nascholing, allen werkzaam in de wijk Kanaleneiland.
 
Vrijdag
Weer ben ik in de wijk Lunetten, maar deze keer heb ik de hele dag spreekuur in het WijkGezondheidscentrum. En tussendoor een vergadering over Slimfit; het programma voor mensen met obesitas waarbij mensen begeleid worden op gebied van voeding en beweging. Met de praktijkassistent en de fysiotherapeut bespreek ik de voortgang van de deelnemers. De dag vliegt zo voorbij. Voordat ik het weet is het weekend.

zondag 14 september 2014

Dieet dit - Dieet dat


Op 19 september is het De Dag van de Diëtist. Op deze dag wordt er een publiekscampagne gelanceerd: Dieet dit – Dieet dat. De campagne zoomt in op het persoonlijke aspect van het voedings- of dieetadvies dat je krijgt bij de diëtist.

Voor ons diëtisten is het namelijk heel logisch dat de ene persoon met diabetes een heel ander dieetadvies krijgt dan de volgende persoon met diabetes. Dat kan te maken hebben met het verloop van de ziekte, het klachtenpatroon dat de cliënt ervaart, met de achtergrond en cultuur van de cliënt, de eetgewoonten van de cliënt, persoonlijke voorkeur en smaak, de gezinssamenstelling, het activiteitenpatroon, wel of niet werkzaam zijn, de leeftijd van de cliënt, het wel of niet goed kunnen omgaan met de ziekte. Voeding is heel persoonlijk.

De campagne richt zich op 5 grote patiëntengroepen die wij diëtisten veel op onze spreekuren zien: mensen met diabetes, mensen met hart- en vaatziekten, zwangere vrouwen, mensen met maag- en darmklachten, mensen met kanker. Maar dat juist deze groepen extra worden belicht, betekent niet dat mensen met andere klachten of aandoeningen zich niet aangesproken zouden moeten voelen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld COPD (longemfyseem), de ziekte van Parkinson, ondervoeding, mensen die herstellend zijn na een operatie, mensen met obesitas, mensen die (tijdelijk) sondevoeding gebruiken, kwetsbare ouderen, mensen met een voedselallergie, kinderen, noem maar op.

Het leuke van de campagne is dat het benadrukt dat de diëtist voor iedereen is. Vragen als ‘kan het eten van speltbrood helpen bij darmklachten? Mag ik soja eten nu ik zwanger ben?’ geven weer dat je niet allen bij hele ernstige ziektes of ingewikkelde vragen of een compleet dieet bij de diëtist terechtkan, maar juist dat je met kleine simpele vragen heel goed bij ons kunt aankloppen.

Mijn cliënten verwachten soms dat er op het spreekuur veel geboden en verboden langskomen, maar het tegendeel is waar. Door cliënten kennis te laten opdoen over hun klachten of aandoening, kunnen mensen namelijk zelf beter beslissen of ze iets willen en kunnen eten én wat het effect ervan is op hun gezondheid of hun chronische ziekte. Door te praten over goede alternatieven voor voeding die klachten geeft of klachten zou kunnen verergeren, kunnen mensen gevarieerd en lekker blijven eten, binnen hun gezin, op hun werk, bij het sporten, etc.

Ik ben dus niet degene die zegt dit mag wel en dit mag niet, maar bespreek wel wat de gevolgen kunnen zijn van het wel of niet kiezen voor een bepaald voedingsmiddel. De cliënt beslist natuurlijk zelf. En zo zou het moeten zijn. Iedere volwassene moet zelf kunnen bepalen wat en hoeveel hij eet en drinkt. Als de cliënt voldoende ziekte inzicht heeft dan is het een bewuste en weloverwogen keuze, naar aanleiding van het advies van de diëtist. En uiteindelijk is dat toch waar om het gaat. Want dieet dit, dieet dat.

donderdag 11 september 2014

Koffie

Het is deze week New York Fashion week. De week die 2x per jaar, in september en februari, als aftrap van het nieuwe mode seizoen plaatsvindt in achtereenvolgens New York, Londen, Milaan en Parijs. Natuurlijk volg ik er zoveel mogelijk van via social media.  Op Twitter zie ik een foto  van Anna Wintour voorbijkomen. Zij is de hoofdredacteur van de Amerikaanse Vogue, het meest invloedrijke modeblad en daarmee de meest invloedrijke dame in de modewereld. The First look, the last word is hun motto niet voor niets. De foto van Anna Wintour waar ik naar kijk, heeft als onderschrift Everyone needs coffee - even the queen bee of fashion (geplaatst door New York Times, Fashion news).
Ik zou bijna zeggen, natuurlijk heeft ze koffie nodig. Juist zij! Ze is bij alle fashionshows die ertoe doen, heeft over allen een mening die wereldwijd gevolgd wordt. Is in die periode non-stop aan het werk, in de hectiek van tientallen shows op diverse lokaties in de stad, op onmogelijke tijden bij doorpassen voorafgaand aan de shows, is backstage, en front row.

Meteen geeft dit plaatje met die tekst weer hoe mensen over koffie denken. Het lijkt een soort magische drank die een boost geeft, wakker maakt (en soms ook wakker houdt), die door zoveel mensen op de hele wereld gedronken wordt.  Het wordt gezien als luxe, tijd voor jezelf, een moment nemen, pauze hebben, gezelligheid (‘zullen we koffie drinken?’). Maar ook als iets wat niet gezond is, boosdoener zelfs.

Fabels en feiten over koffie op een rijtje:

Het vocht van koffie mag je niet meetellen met het totaal gedronken vocht op een dag – fabel. Koffie bestaat voor meer dan 95% uit vocht en hoewel een kleine bewijzen zijn dat koffie in lichte mate diuretisch (dat je ervan moet plassen) werkt, weegt dit niet op tegen de grote hoeveelheid vocht die je met een kop koffie binnenkrijgt.

Koffie houdt je scherp – feit. Cafeïne heeft bij volwassenen bij hoeveelheden vergelijkbaar met 1 à 2 kopjes koffie een stimulerend effect op concentratie en prestatie: het geeft een gevoel van verhoogde energie en verdrijft een gevoel van vermoeidheid. Ook verbetert cafeïne een klein beetje het geheugen, alertheid en motivatie.
Van koffie drinken wordt je sneller nuchter – fabel. Koffie breekt alcohol niet af.
Koffie drinken verhoogt de bloeddruk - fabel. Cafeïne kan acuut de bloeddruk verhogen (op het moment dat je het drinkt) , maar op lange termijn verhoogt cafeïne de bloeddruk niet.


Cafeine verbetert sportprestaties - feit Voor sporters kan cafeïne helpen zich voor langere tijd in te spannen. De aanmaak van adrenaline en dopamine wordt onder andere door cafeïne gestimuleerd. Beide hormonen die een positief effect hebben op de helderheid, scherpte, alertheid en een vermindering van het mentale vermoeidheidsgevoel.
Koffie die ongefilterd is (zoals espresso of koffie uit een duwpot), verhoogt het cholesterolgehalte – feit. Het LDL-cholesterol wordt iets hoger door het drinken van koffie die niet gezet is met een filter.
Koffie verlaagt het risico op hartziekten - feit. Een gebruik van 2 tot 4 koppen koffie per dag hangt samen met een ongeveer 10% lager risico op hartziekten. Ook is aangetoond dat een gebruik van 2 tot 4 koppen koffie per dag samenhangt met een ongeveer 10% lager risico op een beroerte.




Ik zelf drink thuis mijn koffie uit een mok speciaal voor mij. En hoewel sommige mensen mij zien als shopaholic, ben ik natuurlijk een fashionista (niet verwarren!). Die komende tijd voor meer alertheid en aandacht tijdens de fashionweeks nog maar eens een mok koffie inschenkt.

 

woensdag 27 augustus 2014

True Detective

Samen met mijn vriend kijk ik naar de serie True Detective, die speelt in Louisiana. We zijn in dat gebied vorig jaar op vakantie geweest, ook daarom is het heel leuk om die omgeving op tv weer terug te zien. In de serie speelt Matthew McConaughey, en die is heel mager. We vragen ons af waarom dat is. Op Google vinden we al snel het antwoord: voor zijn rol als aids patiënt in de film The Dallas Buyers Club is McConaughey 21 kg in 4 maanden tijd afgevallen.
 
Natuurlijk lees ik vervolgens ook allerlei interviews die hij gaf over het gewichtsverlies. Wat hij over het afvallen vertelt is heel herkenbaar: hij beschrijft dat hij veel honger had. Ook had hij heel veel tijd over, hij verveelde zich veel meer. Hij vertelt dat als je heel weinig eet, je dus ook heel snel met eten klaar bent. Hij zei: ’Je bent zo gewend aan je dagelijkse dingen, dat als je je eetpatroon verandert, dat je dan alles in je routine moet veranderen. En de dag lijkt veel langer te duren. Als je denkt dat het bijna lunchtijd moet zijn is het pas 9.30 uur’.
 
Hij had ook oplossingen: hij ging zijn eten met een hele kleine lepel eten, waardoor hij relatief lang over de maaltijd deed. Opvallend vond ik dat wat hij uiteindelijk zei over het afvallen: ‘het was niet het moeilijkste om minder te eten, maar het herindelen van mijn dag, mijn leven, was de grootste uitdaging’.
 
Dat herken ik ook wel van mensen op het spreekuur. Het veranderen van het eet- en leefpatroon wordt onderschat. De eerste gedachte aan minder snoepen en minder eten is vaak geassocieerd met hongergevoel en met zin in lekkere dingen wat dan onderdrukt moet worden. Natuurlijk is het goed om je hierop voor te bereiden. De verandering van het dagritme is minder voorzien maar even belangrijk.
 
De eerste stap is te gaan ontdekken waarom je doorgaans gaat eten. Hongergevoel is een manier van ons lichaam om te laten weten dat er eten ofwel energie nodig is. Maar er zijn gradaties van dat hongergevoel. Je zou dat hongergevoel in een cijfer kunnen uitdrukken. Bijvoorbeeld op een schaal van 1 tot 10. En je zou voor jezelf kunnen bepalen bij welk getal je iets gaat eten en wanneer het goed zou zijn om nog even te wachten.
 
Daarnaast is er gewenning, gewoonte, verveling, onrust en emoties die kunnen aanzetten tot eten. Als deze factoren een rol spelen, dan is het hongergevoel cijfer een lage waarde. Juist deze factoren blijven bestaan als je niet eet. En het is de kunst om hieraan een juiste draai te geven. McConaughey zei dat hij veel ging lezen, veel ging schrijven en andere projecten ging oppakken (zoals True Detective). Maar naast het oppakken van andere activiteiten is het ook goed om rust te vinden zonder daarbij te eten. Om te leren met emoties om te gaan zonder ze ‘weg te eten’. En soms is daar meer voor nodig dan de begeleiding van een diëtist.

donderdag 21 augustus 2014

Flitsende start

‘Ken je die reclame van Vodafone?’ vraagt een cliënt op het spreekuur aan mij. ‘Waarin een kale man in de badkamer voor de spiegel een haargroeimiddel op zijn hoofd smeert. Als hij dan het flesje terugzet in de kast en hij kijkt opnieuw in de spiegel, dan heeft hij opeens hele lange blonde haren.’ Ik beaam dat ik de reclame ken. ‘Zo zou ik het ook wel willen’, zegt mijn cliënt. ‘Dat je ergens aan begint maar dat het moeilijkste stuk al voorbij is voordat je het weet.’
 
 Deze uitspraak van haar vindt plaats aan het einde van een intakegesprek dat ik met haar had. Ze is een jonge alleenstaande moeder, die ook nog zorgt voor haar eigen ernstig zieke moeder. Ze heeft naar aanleiding van vermoeidheidsklachten en algehele malaise van haarzelf een reeks onderzoeken doorlopen. Daar kwam uit dat ze gluten intolerantie heeft: coeliakie. Ze heeft een tijd gewacht met het maken van een afspraak op mijn spreekuur. Ze vertelt dat ze er nog niet aan toe was. De moeheid maakt haar ambivalent: aan de ene kant kost het haar teveel energie op dit moment met alle zorgen en drukte die ze heeft om ook nog aan het dieet te beginnen en het vol te houden. Aan de andere kant weet ze dat een deel van de vermoeidheidsklachten er juist nog zijn omdát ze nog niet aan het dieet is begonnen.
 
Maar het is een zeer ingrijpend dieet. Het zal haar veel moeite kosten om het goed te volgen. Het vermijden van gluten in het dagelijks leven is ingewikkeld, tijdrovend en vereist veel kennis en in hoge mate planning. Ik leg haar uit dat de eerste stap is te weten waar gluten in zitten. Dat is de enige manier om ze goed te kunnen vermijden. Ik geef haar uitleg over gluten, vertel waar ze in voorkomen en laat haar kennismaken met verschillende websites waarop ze betrouwbare en duidelijke informatie kan vinden. De tweede stap in het kunnen volgen van het dieet is te weten welke voeding glutenvrij is. En ook heel belangrijk: welke voedingsmiddelen zijn glutenvrij en goede vervangers voor de glutenbevattende voeding die ze nu gewend is te eten. Hoe kan ze verpakkingen lezen en beoordelen op de aanwezigheid van gluten. De derde stap is het vinden van (online-) winkels die deze voedingsmiddelen verkopen. Ik vertel haar wat ik weet over de diverse (biologische) winkels op verschillende plaatsen in de stad. Ik vertel haar over glutenvrije merken die ze kan zoeken in de ‘gewone’ supermarkt en in de biologische winkels. Dat wordt voor haar al een zoektocht op zich. Hier komt dus al het stukje planning om de hoek kijken. Want hoe voer je zo’n tijdrovende zoektocht uit als je lichamelijk en emotioneel uitgeput bent, alleenstaande moeder én mantelzorger? En als je het dan hebt gevonden, gaat de planning gewoon door. Want elke week zijn er weer nieuwe boodschappen nodig. Voorraadbeheer, slim inkopen, handige routes uitstippelen zijn een onderdeel hiervan.
 
Ik hoop dat ze het kan opbrengen om hieraan te beginnen en het vol te houden. Het zal haar na investering van energie ook veel energie opleveren.

donderdag 7 augustus 2014

Kreeft

De eerste keer dat ik kreeft at, was in 2008 tijdens een eersteklas vlucht van Los Angeles naar New York. Ik herinner me het goed omdat ik het een ongekende luxe vond om eersteklas te vliegen en om dan ook nog eens kreeft te eten te krijgen, dat was helemaal geweldig. Sindsdien ben ik nog vaak naar de Verenigde Staten geweest (maar nooit meer eersteklas gevlogen) en heb ik nog vaak kreeft gegeten.
 
Hoewel ik het eten van kreeft nog steeds als een enorme luxe beschouw, is het dat in Amerika helemaal niet zo. Met name in kustplaatsen is kreeft heel gangbaar om te eten en ook heel betaalbaar. Hoe kan dat?  De meeste vissoorten die wij eten zijn schaars, hebben te maken met overbevissing, de hoeveelheden die gevangen mogen worden zijn aan banden gelegd. Er wordt ook steeds minder van gevangen. Bij kreeft is dat het tegenovergestelde. In Maine, waar kreeft wordt gevangen, is de vangst enorm gestegen. In de late jaren van 1800 werd zo’n 8 miljoen kilo kreeft gevangen. In 2000 was dat 26 miljoen kilo en in 2013 was dat ruim 56 miljoen kilo. Dat komt neer op 100 miljoen kreeften per jaar.
 
In tegenstelling tot mijn eerste keer kreeft eten, gaat in kustplaatsen het eten van kreeft niet gepaard met dikke katoenen servetten en porseleinen borden. Vaak zijn het simpele strandtentjes, soms alleen met een houten overkapping, wankele bankjes. Ze heten heel toepasselijk Lobster Shack of Crab Shack. Er staan ketchup, hotsauce en rollen keukenpapier op tafel om de handen aan af te vegen. Het eten komt in plastic mandjes, op vetvrij papier of in een emmertje op tafel. Heel simpel, casual en óverheerlijk. De mensen die er eten dragen hemdjes, shorts en flipflops. Niets bijzonders. Het ultieme vakantiegevoel met het ultieme vakantie eten.

Kreeft is ook nog eens heel gezond om te eten: het bevat nauwelijks vet of cholesterol. En het fijne is, hoe je het ook bestelt; helemaal heel, in stukjes of op een broodje, het blijft heel naturel. Het wordt niet gedrenkt in sauzen, vettigheid of olie. Wat je eet is puur kreeft. Het enige wat bij een vegetariër (zoals ik) nog weleens wringt is dat als je een kreeftenrestaurant in gaat dat je dan als het ware zelf degene bent die de kreeft doodt: de kreeft is speciaal voor jou gekookt.
 
Hoewel kreeft dus voor mij betekent dat ik op vakantie ben in een zonnige kustplaats,  vind ik het toch jammer dat het in Nederland niet zo gangbaar is om krab, kreeft, schaal-en schelpdieren te eten die recht uit de zee op je bord belanden zónder al teveel poespas. In zowel ambiance als in simpelheid van een gerecht. In Amerika is kreeft een delicatesse die iedereen zich kan veroorloven. In Nederland is dat denk ik de haring of de mossel. Beiden ook heel gezond, goed verkrijgbaar en simpel. Staat tóch iets minder glamorous  op je bord.

donderdag 31 juli 2014

Afvallen en leeftijd

Op mijn spreekuur komt een 56-jarige vrouw. Ze komt binnenlopen met een stok. Zij wil graag afvallen. Maar ja, zegt ze, je ziet het wel: ik kan heel slecht lopen en bewegen. En ik ben net door de overgang. Denk je dat afvallen dan wel kan?





Energiebehoefte
Dat is een vraag die ik vaak hoor: ouder worden, de overgang en minder beweging kunnen die ervoor zorgen dat afvallen niet lukt? Het antwoord is ja, in zekere zin. Het kan ervoor zorgen dat het afvallen trager gaat. Dat komt doordat met het opklimmen van de leeftijd de energiebehoefte langzaamaan lager wordt. De mens heeft minder energie (dus calorieën) nodig om het dagelijks leven te kunnen leiden. De periode waarin de energiebehoefte het grootst is, is in de tienerjaren: jongens en meisjes tussen 14 en 18 jaar hebben zo’n 2200-2900 calorieën per dag nodig. Deze worden besteed aan groei, ontwikkeling, lichaamsbeweging, sport en rust.


Steeds minder
Daarna wordt de energiebehoefte steeds lager. Een globale schatting aan wat de mens per dag een energie nodig heeft, is gemaakt in leeftijdssprongen. En elke periode gaat er een beetje van die energiebehoefte af. Vrouwen hebben in de leeftijd van 19-30 jaar ongeveer 2100 calorieën per dag nodig, tussen de 30 en 50 jaar zakt dat naar 2000 calorieën en zijn ze boven de 50 dan is het ongeveer 1900 calorieën. Na het 70ste levensjaar is de energiebehoefte 1600 calorieën per dag.


100 calorieën


Je kunt je voorstellen dat als je een bepaald eetpatroon hebt, dat je dat niet gaat veranderen rond je 30ste of rond je 50ste levensjaar. Maar als je elke dag 100 calorieën méér eet dan je lichaam daadwerkelijk nodig heeft, dan ga je aankomen in gewicht. En best snel ook. Je kunt hierbij denken aan zo’n 5 kg per jaar. Als je slechts 20 calorieën per dag teveel eet, dan kom je elk jaar 1 kg aan. Dat gaat dus heel sluipend en in het begin zal het veel mensen ook niet echt storen. Maar na verloop van tijd, stel, je bent 55 jaar, dan kan het toegenomen aantal kilo’s best opgelopen zijn en dan zitten mensen vaak echt niet meer lekker in hun vel.


Moeilijk maar niet onmogelijk


Afvallen voelt als moeilijker dan vroeger omdat minder eten in eerste instantie betekent: eten naar behoefte. En daarvan val je niet af. Je blijft dan een stabiel gewicht behouden. Om af te kunnen vallen moet je minder eten dan je eigenlijke energiebehoefte. Dat is dus nóg een stapje verder. Daarom voelt het als moeilijk in vergelijking met 20 jaar eerder.


Het is echter zeker niet onmogelijk. De dame die bij mij op het spreekuur kwam, is het gelukt om in 2 jaar tijd 15 kg af te vallen. Ondanks haar lichamelijke beperkingen. Ze ging minder eten en nee zeggen tegen extraatjes, ze ging minder boter en olie gebruiken. Ze ging sausjes maken van yoghurt, kwark en tuinkruiden, ging de hoeveelheid vlees die ze at aanpassen: nog precies 100 gram per dag. Stoppen met suikerrijke dranken. Elke dag. Al die kleine beetje hebben haar geholpen om te komen waar ze wilde zijn. Inmiddels past ze een mildere versie toe om haar gewicht te behouden.

       

donderdag 17 juli 2014

Veilig?

Door een collega word ik gewezen op een artikel dat deze week in Vrij Nederland staat. Het gaat over voedselveiligheid. En de paniek die er ontstaat als er voor de zoveelste keer iets in het nieuws is over voedsel dat gevaarlijke stoffen bevat, dat onjuiste ingrediënten heeft of dat besmet is met bacteriën.
Ik vind het een interessant artikel om te lezen. Want voedselveiligheid en de vraag over eerlijkheid en openheid is er altijd al geweest. Het lijkt de laatste jaren steeds vaker voor te komen dat we daaraan twijfelen maar klopt dat wel? Vrijwel in het begin van het artikel staat: ‘voedselschandalen zijn van alle tijden en angst voor voedsel is dat eveneens. Voedsel dat door anderen is verbouwd, hebben we altijd gewantrouwd en vlees is altijd een notoire verdachte geweest als het ging om voedselvergiftiging. Je wist maar nooit wat er in de worst en de paté zat. In 1855 tekende de cartoonist Honoré Daumier een prent waarop twee slagers katten en honden aan stukken snijden. ‘Zo maken slagers in Parijs Lyonese worst’ luidde het onderschrift.’
In het artikel wordt ook beschreven dat door de opkomst van social media dit soort zaken veel groter wordt gemaakt dan vroeger. Dan las je zoiets wel in de krant of je hoorde het op het nieuws, maar het ging vrij snel weer voorbij. Nu bemoeit iedereen zich ermee op Twitter en Facebook. Het verhaal verspreidt zich sneller, het bereikt veel meer mensen en het wordt daardoor meer opgeblazen. De auteurs van het artikel noemen dat de ‘jakkes-factor’ Hoe viezer het verhaal, hoe sneller het iedereen bereikt. Grappig.
En het gaat niet alleen om voedsel dat ons ziek kan maken doordat het bacteriën bevat, vuil, geneesmiddelen of kankerverwekkende stoffen. Mensen willen heel graag weten wát ze eten. Als er paardenvlees in voedsel zit zonder dat ze dit weten, dan is dat een drama. En ook dit wordt breed uitgemeten in pers en social media, ook al bedreigt dit onze gezondheid niet.
Enerzijds willen mensen graag weten wat zij eten, anderzijds kom ik talloze voorbeelden tegen op het spreekuur waarbij mensen geen idee hebben wat ze eten. Dan komt het uit zakjes, pakje, potjes en dergelijke. Dat ziet er bekend en dus veilig uit. Ook komen mensen op het spreekuur met een ingevuld eetverslag waar tientallen voedingsmiddelen op staan waarvan we weten dat ze niet goed zijn voor de gezondheid. Denk aan gefrituurd eten, in de zomer elke week 2x barbecueën met veel en vet vlees, taart, ijs, koek, chips, fastfoodmaaltijden, noem maar op. Tegelijkertijd kunnen zij zich vreselijk druk maken als het gaat om een zoetstof als apartaam. Want daarvan hebben ze ooit ergens gehoord dat het kankerverwekkend zou kunnen zijn.
De conclusie van het artikel klopt wel met mijn ervaringen: die luidt dat mensen steeds wel zeggen dat ze voedsel steeds minder vertrouwen maar dat dat niet blijkt uit hun koopgedrag. Dat verandert namelijk niet. Uiteindelijk beslist de consument gewoon door in de winkel te kiezen waar ze zin in hebben en wat er past bij hun portemonnee.

donderdag 10 juli 2014

Weegschaal


Het meest gehate en ook het meest geliefde attribuut in mijn spreekkamer is de weegschaal. Mijn ervaringen hiermee zijn verrassend divers.


Het is heel grappig om te zien hoe verschillend mijn cliënten ermee omgaan. Er is bijvoorbeeld een groep die bijna meteen na binnenkomst op de weegschaal wil. Zij willen heel graag weten of hun inspanningen op het gebied van anders eten hebben geleid tot een verandering van hun gewicht. Dat kan al naar gelang van het doel van de betreffende cliënt een gewichtsdaling of een gewichtsstijging betekenen.


Spannend


Ook is er een groep die het heel spannend vindt om te wegen, maar daar in eerste instantie niet veel van laat merken. Ze ondergaan het gesprek dat ik met ze aanknoop lijdzaam en hopen dat ik snel in de gaten heb dat ze vooral heel graag willen wegen. Dat duurt meestal niet lang. Mensen zijn gespannen, geven hints, zijn met hun hoofd niet bij het gesprek. ‘Eerst wegen dan maar?’ stel ik aan ze voor en dan vertellen ze dat ze inderdaad ontzettend benieuwd zijn naar het resultaat.

Niet wegen

En er zijn mensen die het wegen minder belangrijk vinden of het gewoon af en toe thuis doen. Dat zijn mensen die graag hun eetgedrag en eetgewoonten willen veranderen. Gezonder willen gaan eten. Alleen vragen hebben over specifieke voeding of specifieke kenmerken van hun eigen voedingspatroon. Bij hen kan ik zelf ook makkelijk vergeten dat er überhaupt een weegschaal in mijn kamer is. Iemands lichaamsgewicht is dan minder belangrijk. Als mensen gezonder willen eten is hun huidige gewicht niet altijd van belang.


Alles uit?

Ook het gedrag van mensen rondom het wegen is grappig: sommigen laten alles aan wat ze aan hebben: schoenen, jasjes, sjaals, wat dan ook. Anderen doen niet alleen jas en schoenen uit, maar maken zelfs hun zakken leeg, doen sieraden af, halen riemen uit broeken, noem maar op.


Succes of mislukking

Ook zijn er steevast enkele discussies per dag welke weegschaal nou eigenlijk klopt: thuis, bij de dokter of die van mij. Uiteindelijk is het toch een soort schijnnauwkeurigheid. Het gaat tenslotte niet om een paar onsjes of ponden als iemand obesitas heeft. Toch is het voor de motivatie wel heel belangrijk om resultaat te zien. Als cliënten ook maar denken een paar ons aangekomen te zijn in plaats van afgevallen, dan kan dat er zomaar voor zorgen dat de inspanningen gestaakt worden of op z’n minst enkele dagen gesaboteerd.

Op zulke momenten wordt nog eens pijnlijk duidelijk hoe belangrijk het gewicht voor iemand is en welke betekenis iemand daaraan verbindt: succes of mislukking. Wat heeft lichaamsgewicht een grote invloed op hoe mensen zich voelen en hoe zij over zichzelf denken.