donderdag 31 juli 2014

Afvallen en leeftijd

Op mijn spreekuur komt een 56-jarige vrouw. Ze komt binnenlopen met een stok. Zij wil graag afvallen. Maar ja, zegt ze, je ziet het wel: ik kan heel slecht lopen en bewegen. En ik ben net door de overgang. Denk je dat afvallen dan wel kan?





Energiebehoefte
Dat is een vraag die ik vaak hoor: ouder worden, de overgang en minder beweging kunnen die ervoor zorgen dat afvallen niet lukt? Het antwoord is ja, in zekere zin. Het kan ervoor zorgen dat het afvallen trager gaat. Dat komt doordat met het opklimmen van de leeftijd de energiebehoefte langzaamaan lager wordt. De mens heeft minder energie (dus calorieën) nodig om het dagelijks leven te kunnen leiden. De periode waarin de energiebehoefte het grootst is, is in de tienerjaren: jongens en meisjes tussen 14 en 18 jaar hebben zo’n 2200-2900 calorieën per dag nodig. Deze worden besteed aan groei, ontwikkeling, lichaamsbeweging, sport en rust.


Steeds minder
Daarna wordt de energiebehoefte steeds lager. Een globale schatting aan wat de mens per dag een energie nodig heeft, is gemaakt in leeftijdssprongen. En elke periode gaat er een beetje van die energiebehoefte af. Vrouwen hebben in de leeftijd van 19-30 jaar ongeveer 2100 calorieën per dag nodig, tussen de 30 en 50 jaar zakt dat naar 2000 calorieën en zijn ze boven de 50 dan is het ongeveer 1900 calorieën. Na het 70ste levensjaar is de energiebehoefte 1600 calorieën per dag.


100 calorieën


Je kunt je voorstellen dat als je een bepaald eetpatroon hebt, dat je dat niet gaat veranderen rond je 30ste of rond je 50ste levensjaar. Maar als je elke dag 100 calorieën méér eet dan je lichaam daadwerkelijk nodig heeft, dan ga je aankomen in gewicht. En best snel ook. Je kunt hierbij denken aan zo’n 5 kg per jaar. Als je slechts 20 calorieën per dag teveel eet, dan kom je elk jaar 1 kg aan. Dat gaat dus heel sluipend en in het begin zal het veel mensen ook niet echt storen. Maar na verloop van tijd, stel, je bent 55 jaar, dan kan het toegenomen aantal kilo’s best opgelopen zijn en dan zitten mensen vaak echt niet meer lekker in hun vel.


Moeilijk maar niet onmogelijk


Afvallen voelt als moeilijker dan vroeger omdat minder eten in eerste instantie betekent: eten naar behoefte. En daarvan val je niet af. Je blijft dan een stabiel gewicht behouden. Om af te kunnen vallen moet je minder eten dan je eigenlijke energiebehoefte. Dat is dus nóg een stapje verder. Daarom voelt het als moeilijk in vergelijking met 20 jaar eerder.


Het is echter zeker niet onmogelijk. De dame die bij mij op het spreekuur kwam, is het gelukt om in 2 jaar tijd 15 kg af te vallen. Ondanks haar lichamelijke beperkingen. Ze ging minder eten en nee zeggen tegen extraatjes, ze ging minder boter en olie gebruiken. Ze ging sausjes maken van yoghurt, kwark en tuinkruiden, ging de hoeveelheid vlees die ze at aanpassen: nog precies 100 gram per dag. Stoppen met suikerrijke dranken. Elke dag. Al die kleine beetje hebben haar geholpen om te komen waar ze wilde zijn. Inmiddels past ze een mildere versie toe om haar gewicht te behouden.

       

donderdag 17 juli 2014

Veilig?

Door een collega word ik gewezen op een artikel dat deze week in Vrij Nederland staat. Het gaat over voedselveiligheid. En de paniek die er ontstaat als er voor de zoveelste keer iets in het nieuws is over voedsel dat gevaarlijke stoffen bevat, dat onjuiste ingrediënten heeft of dat besmet is met bacteriën.
Ik vind het een interessant artikel om te lezen. Want voedselveiligheid en de vraag over eerlijkheid en openheid is er altijd al geweest. Het lijkt de laatste jaren steeds vaker voor te komen dat we daaraan twijfelen maar klopt dat wel? Vrijwel in het begin van het artikel staat: ‘voedselschandalen zijn van alle tijden en angst voor voedsel is dat eveneens. Voedsel dat door anderen is verbouwd, hebben we altijd gewantrouwd en vlees is altijd een notoire verdachte geweest als het ging om voedselvergiftiging. Je wist maar nooit wat er in de worst en de paté zat. In 1855 tekende de cartoonist Honoré Daumier een prent waarop twee slagers katten en honden aan stukken snijden. ‘Zo maken slagers in Parijs Lyonese worst’ luidde het onderschrift.’
In het artikel wordt ook beschreven dat door de opkomst van social media dit soort zaken veel groter wordt gemaakt dan vroeger. Dan las je zoiets wel in de krant of je hoorde het op het nieuws, maar het ging vrij snel weer voorbij. Nu bemoeit iedereen zich ermee op Twitter en Facebook. Het verhaal verspreidt zich sneller, het bereikt veel meer mensen en het wordt daardoor meer opgeblazen. De auteurs van het artikel noemen dat de ‘jakkes-factor’ Hoe viezer het verhaal, hoe sneller het iedereen bereikt. Grappig.
En het gaat niet alleen om voedsel dat ons ziek kan maken doordat het bacteriën bevat, vuil, geneesmiddelen of kankerverwekkende stoffen. Mensen willen heel graag weten wát ze eten. Als er paardenvlees in voedsel zit zonder dat ze dit weten, dan is dat een drama. En ook dit wordt breed uitgemeten in pers en social media, ook al bedreigt dit onze gezondheid niet.
Enerzijds willen mensen graag weten wat zij eten, anderzijds kom ik talloze voorbeelden tegen op het spreekuur waarbij mensen geen idee hebben wat ze eten. Dan komt het uit zakjes, pakje, potjes en dergelijke. Dat ziet er bekend en dus veilig uit. Ook komen mensen op het spreekuur met een ingevuld eetverslag waar tientallen voedingsmiddelen op staan waarvan we weten dat ze niet goed zijn voor de gezondheid. Denk aan gefrituurd eten, in de zomer elke week 2x barbecueën met veel en vet vlees, taart, ijs, koek, chips, fastfoodmaaltijden, noem maar op. Tegelijkertijd kunnen zij zich vreselijk druk maken als het gaat om een zoetstof als apartaam. Want daarvan hebben ze ooit ergens gehoord dat het kankerverwekkend zou kunnen zijn.
De conclusie van het artikel klopt wel met mijn ervaringen: die luidt dat mensen steeds wel zeggen dat ze voedsel steeds minder vertrouwen maar dat dat niet blijkt uit hun koopgedrag. Dat verandert namelijk niet. Uiteindelijk beslist de consument gewoon door in de winkel te kiezen waar ze zin in hebben en wat er past bij hun portemonnee.

donderdag 10 juli 2014

Weegschaal


Het meest gehate en ook het meest geliefde attribuut in mijn spreekkamer is de weegschaal. Mijn ervaringen hiermee zijn verrassend divers.


Het is heel grappig om te zien hoe verschillend mijn cliënten ermee omgaan. Er is bijvoorbeeld een groep die bijna meteen na binnenkomst op de weegschaal wil. Zij willen heel graag weten of hun inspanningen op het gebied van anders eten hebben geleid tot een verandering van hun gewicht. Dat kan al naar gelang van het doel van de betreffende cliënt een gewichtsdaling of een gewichtsstijging betekenen.


Spannend


Ook is er een groep die het heel spannend vindt om te wegen, maar daar in eerste instantie niet veel van laat merken. Ze ondergaan het gesprek dat ik met ze aanknoop lijdzaam en hopen dat ik snel in de gaten heb dat ze vooral heel graag willen wegen. Dat duurt meestal niet lang. Mensen zijn gespannen, geven hints, zijn met hun hoofd niet bij het gesprek. ‘Eerst wegen dan maar?’ stel ik aan ze voor en dan vertellen ze dat ze inderdaad ontzettend benieuwd zijn naar het resultaat.

Niet wegen

En er zijn mensen die het wegen minder belangrijk vinden of het gewoon af en toe thuis doen. Dat zijn mensen die graag hun eetgedrag en eetgewoonten willen veranderen. Gezonder willen gaan eten. Alleen vragen hebben over specifieke voeding of specifieke kenmerken van hun eigen voedingspatroon. Bij hen kan ik zelf ook makkelijk vergeten dat er überhaupt een weegschaal in mijn kamer is. Iemands lichaamsgewicht is dan minder belangrijk. Als mensen gezonder willen eten is hun huidige gewicht niet altijd van belang.


Alles uit?

Ook het gedrag van mensen rondom het wegen is grappig: sommigen laten alles aan wat ze aan hebben: schoenen, jasjes, sjaals, wat dan ook. Anderen doen niet alleen jas en schoenen uit, maar maken zelfs hun zakken leeg, doen sieraden af, halen riemen uit broeken, noem maar op.


Succes of mislukking

Ook zijn er steevast enkele discussies per dag welke weegschaal nou eigenlijk klopt: thuis, bij de dokter of die van mij. Uiteindelijk is het toch een soort schijnnauwkeurigheid. Het gaat tenslotte niet om een paar onsjes of ponden als iemand obesitas heeft. Toch is het voor de motivatie wel heel belangrijk om resultaat te zien. Als cliënten ook maar denken een paar ons aangekomen te zijn in plaats van afgevallen, dan kan dat er zomaar voor zorgen dat de inspanningen gestaakt worden of op z’n minst enkele dagen gesaboteerd.

Op zulke momenten wordt nog eens pijnlijk duidelijk hoe belangrijk het gewicht voor iemand is en welke betekenis iemand daaraan verbindt: succes of mislukking. Wat heeft lichaamsgewicht een grote invloed op hoe mensen zich voelen en hoe zij over zichzelf denken.

donderdag 3 juli 2014

Zwanger

Op mijn spreekuur komt een zwangere vrouw. Ze vertelt dat dit haar tweede zwangerschap is en dat ze tijdens de eerste zwangerschap veel is aangekomen. Dat wil ze deze keer voorkomen. Ze legt uit waarom dat voor haar belangrijk is. Natuurlijk is het niet fijn om veel gewicht extra bij je te hebben en de hele dag met je mee te dragen. Maar het maakt ook de tijd na de zwangerschap zwaarder omdat ze dan veel moeite moet doen om af te vallen. Máánden duurde het de vorige keer, voordat ze weer richting haar oude gewicht kwam. Daarnaast heeft haar verloskundige uitgelegd dat ze een grotere kans heeft op verhoogde bloedglucosewaarden of zwangerschapsdiabetes als ze veel aankomt in gewicht.



Deze mevrouw komt heel tijdig op het spreekuur. De behandeling is dan preventief: met de adviezen die zij van mij krijgt, stijgt haar gewicht niet onnodig snel en veel. De kans op verhoogde bloedglucosewaarden is dan inderdaad veel kleiner. Het kan ook anders. Dan worden vrouwen door de gynaecoloog of internist verwezen als hun bloedglucosewaarden al verhoogd zijn.




Vrouwen die het meest kans hebben op verhoogde bloedglucosewaarden of zwangerschapsdiabetes zijn vrouwen die eerder zwangerschapsdiabetes hadden, of al eerder een baby kregen van meer dan 4000 gram (8 pond), vrouwen met ernstig overgewicht al voor de zwangerschap (BMI > 30), als één van de ouders, broer of zus diabetes type 2 heeft, als zij van Hindoestaanse, Marokkaanse of Turkse afkomst is.



De vrouwen die met de diagnose zwangerschapsdiabetes op het spreekuur komen, zijn vaak heel gemotiveerd en actiegericht. Vaak hebben ze zelf al veranderingen gemaakt in hun voeding en willen ze bespreken hoe ze de puntjes op de i kunnen zetten. Het is een groep die bereid is veel concessies te doen, veel aanpassingen te maken in hun voedingsgewoonten om een zo gezond mogelijke baby op de wereld te kunnen zetten. Daarnaast weten ze ook dat het gaat om een relatief korte periode. De diagnose zwangerschapsdiabetes wordt vastgesteld door middel van een test die vaak op of na de helft van de zwangerschap wordt uitgevoerd.



De mevrouw op mijn spreekuur heeft vooral praktische vragen: ze is na het werk vaak moe, maar wil nog wel graag makkelijk, lekker en gezond koken. Hoe krijgt ze dit voor elkaar? De vorige keer ging het hierop mis: uit moeheid en gemak teveel ongezond eten. En ze begrijpt dat minder snoepen en tussendoortjes eten haar kan helpen haar gewicht te beheersen, maar op welke manier kan ze dit doen zodat het haalbaar is? Door de moeheid heeft ze de neiging meer te eten omdat ze dan het gevoel krijgt energie te hebben om de middag door te komen. Wat kan ze wel nemen?



Samen zetten we het op een rijtje: op de vrije dagen gaat ze boodschappen doen zodat ze als ze van haar werk komt al de ingrediënten voor een snelle en gezonde maaltijd in huis heeft. Door voldoende basisvoeding zoals brood, fruit, zuivel en groenten te eten, vangt ze honger in de middag goed op. Minder snoepen is dan haalbaar. Zij gaat haar doelen wel bereiken.