donderdag 24 januari 2013

Buikpijn

Op mijn spreekuur komt een jonge vrouw. Ze is doorverwezen naar mij door haar huisarts. Ze is begin 20 en vertelt dat ze last heeft van darmklachten. Rommelende darmen, darmkrampen, buikpijn, onregelmatige stoelgang. Soms heeft ze last van obstipatie, dan weer van diarree. Ik vraag haar hoe lang ze hiervan al last heeft. Eigenlijk, zegt ze, heeft ze dit al jaren. Maar omdat het komt en gaat, leek het haar nooit echt nodig om hiervoor naar de huisarts te gaan. Perioden dat het slecht gaat en de klachten erg aanwezig zijn, worden afgewisseld met perioden dat het prima gaat. Maar wat maakte dan dat ze toch de stap naar de huisarts heeft gezet? Ze zegt dat ze inmiddels méér en vaker klachten is gaan krijgen en dat ze het gevoel heeft dat dat toch niet normaal is. Ook zijn er situaties heel vervelend om buikpijn, darmkrampen en diarree te hebben. Bijvoorbeeld op het werk, of bij een avond uit.
Ik leg haar uit dat er verschillende oorzaken kunnen zijn van deze darmklachten en dat het vaak een combinatie is van oorzaken bij een persoon waardoor die klachten ontstaan. Door samen met haar het rijtje door te nemen, kunnen we dingen aanvinken als aandachtspunt of wegstrepen. Dat maakt het overzichtelijk voor ons beiden. Daarna kan zij dan met een gericht dieetadvies de deur uit om te proberen of de klachten verminderen. Zij zegt dat ze dat goed vindt.
Ik vraag haar hoe haar dag eruit ziet. Wat doet ze voor werk, hoe gaat ze er naar toe, eet ze ’s morgens voordat ze de deur uit gaat? En hoe gaat het op het werk, neemt ze eten mee van huis, of eet ze op het werk tijdens de lunch? Neemt ze tijd om te eten? Zijn er vaste pauzes waarin zij eet? Heeft ze een stressvolle baan? En hoe zit het met drinken, hoe vaak neemt ze een glas, beker, kopje drinken? En na het werk? Hoe gaat het avondeten, wat kiest en kookt ze? Heeft ze dingen die ze leuk vindt om te doen als ze niet werkt? Doet ze aan sport?
Tijdens ons gesprek komt naar voren dat ze weinig tijd neemt om te eten. Ze is vaak gehaast. Eet soms een ontbijt, maar slaat het ook wel over. Op het werk neemt ze geen echte pauzes, maar eet wat crackertjes, fruit en sultana’s tussen de bedrijven door. Koopt soms een broodje in de kantine van het werk, maar eet het vaak achter de computer op. Ze drinkt veel water en thee. Ze vindt het wel leuk om te sporten, ontspannend ook, maar vaak komt het er niet van.
Samen maken we in de loop van de komende weken een plan: ze gaat 3 vaste maaltijden per dag eten. Ontbijt, lunch en een warme maaltijd. Voor het ontbijt bedenken we een aantal snelle, vezelrijke mogelijkheden, die ze ook bij haast nog kan eten. Ze gaat voortaan volkoren boterhammen meenemen naar het werk voor de lunch. De crackertjes en koeken neemt ze daardoor een stuk minder vaak. En ze gaat tijd maken om twee keer per week te gaan sporten.
Twee maanden later, we hebben inmiddels 3 gesprekken gehad, komt ze voor de laatste keer terug op het spreekuur. Het gaat heel goed met haar. De klachten zijn nagenoeg verdwenen. Weer zegt ze dat ze nooit had gedacht dat wat en wanneer ze at, zo ontzettend veel invloed zou hebben op de klachten. Ze is blij dat ze de stap heeft gezet om er wat aan te gaan doen. We sluiten de dieetbehandeling af.