Ik ben een dag bij mijn zus en haar gezin. Ze heeft 2 kinderen in de leeftijd van (bijna) 4 en 6 jaar. Ik haal en breng die dag de kinderen van en naar school, smeer boterhammen en kook het eten ’s avonds. Ik heb gekozen voor rijst met wokgroenten omdat het snel, makkelijk en gezond is. Als je diëtist bent, neem je je werk overal mee naar toe, dat heb je nu eenmaal als je werk over eten gaat.
Mijn nichtje van 6 begrijpt wat ik voor werk doe: ik praat met mensen over gezond eten. Ze vindt dat leuk en geeft de boodschap trouw (en overigens ongevraagd) door aan haar broertje: ‘chocoladepasta op je boterham is niet gezond hoor’ en aan haar klasgenootjes: ‘appels zijn gezond.’ Maar eenmaal aan tafel hebben we dezelfde discussies als altijd. De kinderen zeggen dat ze de groenten die ik heb gekookt en op hun borden heb geschept niet lekker vinden. Ook vragen ze onophoudelijk wat het is, dat rode, dat groene, dat witte? Waarom mogen we niet alleen maar rijst eten?
Ik leg aan ze uit dat ik op het spreekuur heel veel kinderen zie. Dat ik ook met hen en hun ouders praat over gezond eten en dat als je iets niet lekker vindt, je het wel 15x moet proeven voordat je gewend raakt aan de smaak. En dat er dan altijd nog groenten zijn die je niet zo heel lekker vindt, maar dat dat normaal is. Want als je zoals wij nu, met z’n vijven aan tafel zit, dan vindt niet iedereen dezelfde dingen lekker. De ene keer heeft de één geluk, de volgende keer de ander. Maar het is wel goed dat je alles leert eten.
Ik moedig ze aan nog wat hapjes te eten, en te proeven en te vertellen hoe het smaakt. Mijn zus zit erbij en vindt het wel fijn dat zij deze keer niet degene is die die taak op zich neemt. Later op de avond praten we daar nog even samen over. Ze zegt dat de kinderen veel beter groenten eten als ze niet fijngesneden en door elkaar op het bord liggen. Dus als het Hollandse pot is van aardappelen, groenten en vlees, waardoor de groenten goed herkenbaar op het bord liggen, eten ze het meestal gewoon op.
Dat kinderen niet graag eten wat ze niet (her)kennen, wordt neofobie genoemd. Het komt voor bij 77% van de kinderen tussen 2 en 10 jaar. Neofobie is een vrij banale angst. Iedereen heeft wel eens met veel tegenzin een nieuw voedingsmiddel geproefd. Op het spreekuur geven we daarbij de volgende adviezen: laat een kind datzelfde eten eens proberen bij anderen (opa en oma, op school, met vriendjes). Het is mogelijk dat als ze anderen zien eten, dat ze toch mee gaan doen. Het kan helpen als het kind zelf mee mag helpen koken: groenten wassen, misschien zelfs snijden, en in de pan roeren. Ook kan het helpen als een groente op een andere manier gepresenteerd of klaargemaakt wordt.
Dat laatste bleek duidelijk de oplossing bij de kinderen van mijn zus.