Op mijn spreekuur komt een man voor een eerste gesprek. Hij is 63 jaar oud, heeft fors overgewicht; zo’n 25-30 kg te zwaar. Hij is gekomen omdat hij door de huisarts is doorverwezen. Hij heeft al langere tijd diabetes. Hij gebruikt tabletten en insuline, maar daar heeft hij steeds meer van nodig om normale bloedglucosewaarden te kunnen krijgen. Dat is de reden dat hij op het dieetspreekuur komt. Om te kijken of er met het veranderen van het eetpatroon winst te halen is.
Hij ziet er terneergeslagen uit, als hij binnenkomt en gaat zitten met een zucht. Ik besluit (deels) te benoemen wat ik aan signalen bij hem oppik, nog voordat het gesprek is begonnen. ‘Wat een zucht!’ zeg ik tegen hem. Hij glimlacht en vertelt dat hij er tegenop zag om te komen naar deze afspraak. Het beeld dat hij heeft van diëtisten is niet rooskleurig. Hij denkt dat ik hem heel veel zal gaan verbieden wat eten en drinken betreft. Hij zit niet lekker in zijn vel, heeft een burn-out. Was altijd gewend ontzettend hard te werken en nu laten zijn lichaam en geest hem daarbij in de steek. Hij is vermoeid, voelt zich leeg en neerslachtig.
We praten in dat eerste gesprek niet over een dieet of wat hij wel of niet moet eten. Maar over hoe hij zich voelt. En wat het neerslachtige gevoel voor effect heeft op hem, op zijn ziekte en de toekomst. We praten over lichaamsbeweging en sport. Meneer heeft dat vroeger veel gedaan en had daar veel plezier in. Nu ziet hij dat niet meer zo. Hij is moe, is te zwaar en heeft er allang geen tijd meer voor gehad. Dat laatste, zo ontdekken we samen, dat is een kans. Want meneer zit nu thuis met de burn-out en heeft in feite alle tijd. Hij lijkt zich dat ook te realiseren tijdens het gesprek.
De keer daarna dat ik meneer zie, is er wat veranderd. Hij is naar een sportschool gegaan en heeft zich aangemeld. Daar heeft hij begeleiding gekregen bij het opnieuw beginnen met bewegen. Dat gebeurt op zijn eigen tempo, op een manier die bij hem past. Hij gaat er 3x per week naar toe en is ook al wat afgevallen. Deze keer heeft meneer al wel wat vragen over zijn voeding. Die zijn vooral gerelateerd aan het sporten.
Dat is prima, want het is voor het uiteindelijke doel: gewichtsverlies en zo het onder controle krijgen van de glucosewaarden met een lagere dosering medicatie en insuline, is het niet zo belangrijk in welke volgorde de dingen veranderen. Het is vooral belangrijk dat de verandering vanuit de motivatie van de cliënt zelf komt. Waar die motivatie precies zit, is in het begin altijd even aftasten. Bij deze meneer lag de motivatie in weer goed kunnen bewegen, zich fitter en minder moe voelen. Omdat hij dat vroeger altijd deed en zich er goed bij voelde, was dit een logische stap voor meneer. Hij had er alleen even een opstapje voor nodig.
Uiteindelijk komt meneer gedurende 2 jaar regelmatig bij mij op het spreekuur. In de loop van de tijd zie ik beetje bij beetje een andere man binnenkomen. Iemand met een rechte rug, lachend, niet meer moe, energiek en vrolijk. De laatste keer dat hij komt, is zijn gewicht 25 kg lager. Hij gebruikt geen insuline meer en hij sport 4x per week. We besluiten samen de dieetbehandeling af te sluiten.