Op dinsdag 4 februari was het Wereld kanker dag.
Op de website www.wereldkankerdag.nl lees ik dat één op de drie
Nederlanders kanker krijgt in de loop van zijn of haar leven. Op Twitter
lees ik dat in 2013 101.500 mensen de diagnose
kanker hebben gekregen. En ook dat elke dag 35 mensen de diagnose
darmkanker krijgen. Ik schrik hier wel van.
Mijn collega Herma is in ons team de specialist
als het gaat om voeding, dieet en kanker. Mijn andere 7 collega’s en ik
zien evengoed veel mensen met kanker op het spreekuur of bij hen thuis
omdat ze te ziek, te moe of te zwak zijn om naar
het spreekuur te komen. Maar Herma werkt niet alleen veel met mensen
met kanker zoals wij, daarnaast is zij aangesloten bij
oncologienetwerken zoals een regionale afdeling van het Integraal
Kankercentrum Nederland (IKNL). Dit is het kennis- en
kwaliteitsinstituut
voor professionals en bestuurders in de oncologische en palliatieve
zorg, dat ervoor zorgt dat de oncologische en palliatieve zorg continu
verbetert. Daarnaast volgt zij een opleiding tot oncologie diëtist.
Recent heeft zij samen met chef-kok Leon Mazairac
een kookboek gemaakt voor mensen met kanker. Eten doe je met je ogen,
heet het. Dit is gemaakt in samenwerking met Cabane, het centrum voor
leven met kanker. Eten doe je met je ogen is een
kookboek voor alle hobbykoks, thuiskoks, keukenprinsen en -prinsessen.
Voor mensen met en mensen zonder kanker. Eten doe je met je ogen bevat
gerechten die er prachtig uitzien, heerlijk smaken en makkelijk te
bereiden zijn. Naast de recepten staan er deskundige
adviezen in van Herma over eten bij (de behandeling van) kanker.
Als mensen kanker krijgen en daarvoor behandeld
worden, dan verandert vaak hun smaak, reuk, eetlust. Daardoor kan het zo
zijn dat mensen minder eten en mede daardoor afvallen. Hun
lievelingseten smaakt niet meer, ze worden snel misselijk
door de geur, hebben snel een vol gevoel. Dit is niet meteen zo, het
gaat geleidelijk. Ze kunnen vaak in de loop van het ziekteproces ook
zelf niet meer goed bedenken wat ze lekker vinden en waar ze zin in
hebben.
Tegelijkertijd wordt eten beladen: want wie eet,
leeft (langer). Dat maakt dat er veel druk komt op het moeten eten. Ik
merk dat als ik praat met mensen met kanker, maar ook als ik praat met
de mensen die hen omringen: partner, kinderen,
broers of zussen, mantelzorgers. Ik blijf het ontzettend bijzonder
vinden om op huisbezoek te gaan bij cliënten. Hun schild is weg, ze zijn
veel meer zichzelf in hun eigen huis, vaak is hun familie erbij. Ik
praat over bereidingswijzen, verschil tussen warm
en koud eten, over zacht, krokant, smeuïg, korrelig, mate van
vloeibaarheid, friszuur, zoet, hartig. Alles wat je je maar kunt
bedenken waardoor eten beter zou gaan. Eetmomenten (vóór het wassen,
bijvoorbeeld als iemand dat als uitputtingsslag ervaart) en
rustmomenten. Samen bedenken waar iemand nog zin in heeft en het
daadwerkelijk voor hem klaarzetten. Deze zijn een kleine greep van
onderwerpen die ik bespreek met mijn cliënten en hun familie. Het
kookboek is een prachtige aanvulling.