donderdag 6 februari 2014

Wereld kanker dag

Op dinsdag 4 februari was het Wereld kanker dag. Op de website www.wereldkankerdag.nl lees ik dat één op de drie Nederlanders kanker krijgt in de loop van zijn of haar leven. Op Twitter lees ik dat in 2013 101.500 mensen de diagnose kanker hebben gekregen. En ook dat elke dag 35 mensen de diagnose darmkanker krijgen. Ik schrik hier wel van.


Mijn collega Herma is in ons team de specialist als het gaat om voeding, dieet en kanker. Mijn andere 7 collega’s en ik zien evengoed veel mensen met kanker op het spreekuur of bij hen thuis omdat ze te ziek, te moe of te zwak zijn om naar het spreekuur te komen. Maar Herma werkt niet alleen veel met mensen met kanker zoals wij, daarnaast is zij aangesloten bij oncologienetwerken zoals een regionale afdeling van het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL). Dit is het kennis- en kwaliteitsinstituut voor professionals en bestuurders in de oncologische en palliatieve zorg, dat ervoor zorgt dat de oncologische en palliatieve zorg continu verbetert. Daarnaast volgt zij een opleiding tot oncologie diëtist.

Recent heeft zij samen met chef-kok Leon Mazairac een kookboek gemaakt voor mensen met kanker. Eten doe je met je ogen, heet het. Dit is gemaakt in samenwerking met Cabane, het centrum voor leven met kanker. Eten doe je met je ogen is een kookboek voor alle hobbykoks, thuiskoks, keukenprinsen en -prinsessen. Voor mensen met en mensen zonder kanker. Eten doe je met je ogen bevat gerechten die er prachtig uitzien, heerlijk smaken en makkelijk te bereiden zijn. Naast de recepten staan er deskundige adviezen in van Herma over eten bij (de behandeling van) kanker.

Als mensen kanker krijgen en daarvoor behandeld worden, dan verandert vaak hun smaak, reuk, eetlust. Daardoor kan het zo zijn dat mensen minder eten en mede daardoor afvallen. Hun lievelingseten smaakt niet meer, ze worden snel misselijk door de geur, hebben snel een vol gevoel. Dit is niet meteen zo, het gaat geleidelijk. Ze kunnen vaak in de loop van het ziekteproces ook zelf niet meer goed bedenken wat ze lekker vinden en waar ze zin in hebben.

Tegelijkertijd wordt eten beladen: want wie eet, leeft (langer). Dat maakt dat er veel druk komt op het moeten eten. Ik merk dat als ik praat met mensen met kanker, maar ook als ik praat met de mensen die hen omringen: partner, kinderen, broers of zussen, mantelzorgers. Ik blijf het ontzettend bijzonder vinden om op huisbezoek te gaan bij cliënten. Hun schild is weg, ze zijn veel meer zichzelf in hun eigen huis, vaak is hun familie erbij. Ik praat over bereidingswijzen, verschil tussen warm en koud eten, over zacht, krokant, smeuïg, korrelig, mate van vloeibaarheid, friszuur, zoet, hartig. Alles wat je je maar kunt bedenken waardoor eten beter zou gaan. Eetmomenten (vóór het wassen, bijvoorbeeld als iemand dat als uitputtingsslag ervaart) en rustmomenten. Samen bedenken waar iemand nog zin in heeft en het daadwerkelijk voor hem klaarzetten. Deze zijn een kleine greep van onderwerpen die ik bespreek met mijn cliënten en hun familie. Het kookboek is een prachtige aanvulling.